24 Maart 1937 50.
Wethouder de Bruijn constateert nu dat dooi de Beslissing van den Raad de
werkzaamheden van de verhreeding van de Burgemeester Grothestruat stopgezet
moeten worden.
Nadat de heer Thijssen heeft opgemerkt dat deze voorstelling van zaken
onjuist is en de heer Hilhorst heeft gezegd, dat de thans ontstane situatie
veroorzaakt is door misleiding van B.en wordt zonder hoofdelijke stemming
vastgesteld het ontwerp-besluit tot het geven van machtiging aan B.en V, om
voor de verhreeding van de Burg.Grothestraat de tenoodigde strooken gronds kos
teloos in eigendom over te nemen, terwijl eveneens zonder hoofdelijke stemming
een crediet van f.6,000,— wordt toegestaan voor kosten van verplaatsing van
hekken, meterputten, leidingen en het in orde maken van voortuinen, met ver
leening van machtiging aan B.en om het desbetreffend besluit tot begroo-
tingswijziging te formuleeren.
Tenslotte komt in stemming het voorstel van B.en W. tot vaststelling van
het aangeboden besluit tot wijziging der gemeentebegrooting 19379 no.21/541?
regelende de bij den dienst van Gemeentewerken ingevoerde reorganisatie.
Dit voorstel wordt verworpen met 8 tegen 6 stemmen. Tegen stemden de heeren
van Breukelen, Helmus, van den Berg, Nooder, van de Ven, Hilhorst, Hom en
Thi js^ri.
51, GEMEENTEWERKEN,
De heer Thijssen deelt mede dat hij in de raadsvergadering van 10 Februa
ri j.l. een vraag heeft gesteld omtrent het verledene. Spreker heeft toen n.1.
gevraagd wanneer als uitvloeisel van het in de raadsvergadering van 29 Juni 1936
genomen besluit een vergadering in comité-generaal zal worden gehouden omtrent
de bespreking inzake het bezinkingsreservoir te Soesterberg. B.en W, zeggen
thans dat die zaak als 't ware afgedaan is, doch Spreker is het daarmede niet
eens. Met algemeene stemmen werd op 29 Juni 1936 besloten dat die vergadering
zou plaats hebben, zoodat die zaak niet afgedaan is. Bedoeld raadsbesluit om
den Directeur te hooren in besloten vergadering moet uitgevoerd worden.
De Voorzitter leest het antwoord van B.en voor, luidende als volgt;
"Het moge den Raad bekend zijn, dat op 31 Juli 1936 ter uitvoering van zijn
besluit dd. 29 Juni 1936 een bespreking in comité-generaal zou plaats hebben.
Deze bespreking en het hooren van den Directeur van Gemeentewerken is niet
doorgegaan, daar een lid van meening was, dat bedoelde bespreking in een ge
heime vergadering moest plaats hebben. Aangezien voorts bleek dat bedoeld lid
niet bereid was de te houden bespreking in comité-generaal als vertrouwelijk
te beschouwen, werd van die bespreking afgezien. Ons College acht, nu het des
betreffend werkverschaffingsobject door den Minister is goedgekeurd, verdere
bespreking overbodig."
De heer Thijssen betoogt dat bedoeld raadsbesluit uitgevoerd moet worden.
De Voorzitter acht do bespreking overbodig. Spreker meent voorts dat het
betrokken raadsbesluit van 29 Juni 1936 door den Raad wel kan worden ingetrok
ken.
De heer Thijssen moet zich daartegen verzetten, Z.i. moet de bespreking
in geheime vergadering plaats hebben en wel op de wijze bij de Wet voorgeschre
ven. Bedoeld raadsbesluit van 29 Juni 1936 moet uitgevoerd worden.
De heer Stroband zegt dat het in hoofdzaak om de geheimhouding gaat. Er
zou een bespreking worden gehouden, welke echter niet doorgegaan is omdat geen
wettelijke geheimhouding kon worden opgelegd, daar geen geheime vergadering in
den zin der Wet werd gehouden. Geheimhouding in besloten vergadering kan alleen
dan worden opgelegd, wanneer een raadsvergadering in het openbaar aanvangt en
daarna in geheime zitting wordt overgegaan.
De Voorzitter stelt hierna voor bedoeld raadsbesluit van 29 Juni 1936 in
te trekken en gaat tot stemming over. Achtereenvolgens stemden de heer Zijlstra
vo'or, de heer Stroband tegen, (de heer van Breukelen was inmiddels vertrokken)
de heer Helmus vo'or, de heer van den Berg voér.
Bedoelde