10 Februari 1937 6, algemeen rijksbelang. Nu heeft een besluit, dat in strijd is met de Y/et geen kracht, doch zoolang een besluit ingevolge art.185 der Gemeentewet niet vernietigd is, blijft het bestaan, Spreker zou dus willen afwachten of art.185 der Gemeente wet wordt toegepast. Men dient dus het genomen besluit te handhaven en de moreele verplichting te aanvaarden tot toekenning eener jaarlijksche gratificatie voor het geval het besluit mocht worden vernietigd. Wanneer men nu tot intrekking van het besluit van 9 Dec.1936 zou overgaan, zouden de betrokkenen afhankelijk ge steld worden van het inzicht van den volgenden Raad, Spreker herhaalt nog eens dat hij het oorspronkelijk besluit bestendigd wil zien en wil afwachten of art. 185 der Gemeentewet zal worden toegepast. Geschiedt het laatste, dan kan de Raad nog altijd een nader besluit nemen, Misschien zou de gemeente den jongste nog wel in dienst kunnen nemen, aangezien er, zooals door den heer Hom hij de behandeling der begrooting opgemerkt is, een tekort is aan kantonniers. De Voorzitter zegt dat het raadsbesluit van 9 Dec.1936 in strijd is met de Wet. Wanneer het niet wordt ingetrokken, zal het worden vernietigd. Juist om dat te coupeeren, geven Gedeputeerde Staten in overweging een beginselbesluit te ne men. Wanneer de tegenwoordige Raad een dergelijk besluit neemt, dan kan men zeer zeker aannemen, dat een volgende Raad fatsoenshalve dit besluit zal handhaven, indien tenminste te eeniger tijd van hoogerhand geen opmerkingen gemaakt zullen worden. Wanneer men den dooi' den heer Thijssen aangegeven weg bewandelt, zal het besluit worden vernietigd en worden de betrokkenen gedupeerd De heer Hom zegt dat het hem spijt dat hij niet aan de zijde van den heer Thijssen kan staan. Spreker vreest dat, wanneer dit besluit bij de Kroon ter ver nietiging wordt voorgedragen, de menschen daardoor gedupeerd zullen worden, aan gezien zij dan gedurende den langen beroepstermijn zonder inkomsten zullen zijn. Spreker, die het betreurt dat Gedeputeerde Staten dit besluit niet goedkeuren, zal met het voorstel van B.en W. meegaan. De heer Endendijk vindt het onverklaarbaar dat de heer Thijssen na de gehou den besprekingen in de vergadering der Financieele Commissie nog niet tot de con clusie is gekomen dat Gedeputeerde Staten omtrent deze zaak een zeer welwillend standpunt hebben ingenomen. Zij geven als 11 ware een vriendschappelijke oplos sing aan de hand om de betrokkenen tegemoet te komen. Naar Sprekers inzicht zal de volgende Raad niet den moed hebben om deze gratificatiesin te trekken. De heer van Breukelen wil constateeren dat de Raad een besluit heeft genomen volgens het door B.en W. ingediende ontwerp. Het College van Been W. treft dus schuld dat dit besluit niet de instemming heeft van Gedeputeerde Staten. De Voorzitter zegt dat B.en W, in het belang der betrokkenen hebben willen handelen. De heer van Breukelen is voor aanneming van het voorstel van den heer Thijs sen. Naar Sprekers meening is wel wat te bereiken. De heer Helmus betreurt het dat geen vaste regeling vastgesteld kan worden. Wanneer men echter geen gevolg geeft aan het verlangen van Gedeputeerde Staten, is de kans voor de betrokkenen om behoorlijke inkomsten te hebben, nihil. Spreker meent voorts dat de nieuwe regeling nog financieel voordeeliger voor deze men schen is dan de oorspronkelijke regeling. Men moet vertrouwen hebben in den vol genden Raad. Spreker is in de gegeven omstandigheden voor het voorstel van B.en W. De heer Thijssen merkt op dat de Voorzitter wel eens heeft gezegd dat de Raad een politiek lichaam is. Als de politiek nu te eeniger tijd eens op dit ge val van toepassing wordt gebracht, dan zouden de hier bedoelde menschen daarvan de dupe kunnen worden. Een volgende Raad zou wel eens kunnen zeggen dat hij zich niet wil binden aan vorigo principe-besluiten. De heer Hom heeft Spreker verkeerd begrepen. Art.193 der Gemeentewet bepaalt dat de Raad niet mag treden op wetge vend gebied van het Rijk of de Provincie. Het besluit van den Raad blijft echter zoolang bestaan totdat art,185 der Gemeentewet is toegepast, m.a.w. de beslissing van den Raad geldt zoolang die niet vernietigd is. De betrokkenen krijgen dus wèl hun geld. Spreker, die het met den heer Endendijk in de vergadering der Financiee le

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1937 | | pagina 12