12 Mei 193768.
personen voor de vervulling van de betrekking van gemeentevroedvrouw aan;
1. Mej.A.P.Blok te Soest.
2. Mej.J.de Graaf te Zeist.
3. Mej.II.Verwaal te Venlo.
De heer Endendijk merkt op dat aan deze zaak "kantjes" zitten. Spreker,
die wel wat van deze geheele geschiedenis afweet, zegt dat aan Me j.Westra
rechten zijn toegekend. Wanneer zij op de hoogte geweest was van het raads
besluit, dat haar niet medegedeeld is, dan was zij zeker niet accoord gegaan
met de regeling van haar ontslag. Teneinde moeilijkheden te voorkomen, acht
Spreker het verstandig de benoeming van een vroedvrouw uit te stellen en B.
en vï. gelegenheid te geven in contact te komen met Mej.Westra voor het plegen
van nader overleg. Gebeurt zulks niet, dan vreest Spreker moeilijkheden.
De Voorzitter zegt dat Mej,Westra destijds bij hem is geweest ter be
spreking dezer zaak. Zij was bang, dat zij niet genoeg pensioen zou hebben
en dat een andere vroedvrouw benoemd zou werden. Spreker is toen bij den
Burgemeester geweest en heeft de noodige inlichtingen van dezen verkregen.
Mej,Westra had een tractement van f,1000,per jaar, waarbij kwam f.800,
garantie der gemeente, vreirmeer zij laatstbedoeld bedrag niet uit haar parti
culiere practijk zou behalen. Het is slechts eenmaal voorgekomen, dat de ge
meente moest aanzuiveren. Gedeputeerde Staten drongen echter inmiddels aan
op verlaging van het salaris der vroedvrouw, omdat dit in alle naburige ge
meenten lager was.
De heer Endendijk merkt op dat Gedeputeerde Staten bezwaar hadden tegen
f.1800, doch dat was niet haar salaris, maar daaronder was begrepen
f,800,als garantie.
De Voorzitter zegt dat, wanneer het salaris van Mej.Westra overeenkom
stig den wensch van Gedeputeerde Staten verlaagd zou worden, er voor haar ge
vaar was, dat zij met haar pensioensgrondslag in het gedrang zou komen. Daar
om had de Burgemeester haar in overweging gegeven vervroegd ouderdomspen
sioen aan te vragen, waarop zij recht had. Mej,Westra zal thans een pensioen
genieten van plm. f.1300,een bedrag dat zij bij verlaging harer wedde niet
meer zou bereiken. De Burgemeester dacht aanvankelijk, dat de gemeente het
wel zonder vaste vroedvrouw kon doen. Dat was de persoonlijke opvatting van
den Burgemeester, maar de Geneeskundig Inspecteur van de Volksgezondheid
drong op de aanstelling van een vroedvrouw aan. De Burgemeester heeft deze
zaak nog wat gerekt, doch wanneer de Raad niet tot benoeming zou overgaan,
zou deze den Raad door Gedeputeerde Staten worden opgelegd. Men kan deze
zaak nu wel uitstellen, doch men zal toch geen nieuw licht daarover verkrij
gen.
De heer Endendijk zegt andermaal dat het gewenscht is, dat contact ge
zocht wordt met Mej.Westra, zulks ter voorkoming eener kwestie.
De heer Hom steunt den gedachtengang van den heer Endendijk en is er
voor om deze zaak nauwkeurig te bezien.
De heer Stroband is van oordeeldat de gemeente deze zaak wel zeer
voorzichtig mag overwegen, waarhij niet uit het oog moet worden verloren,
dat het adres afkomstig is van een zijde, waarmede de gemeente al ervaringen
heeft opgedaan, welke minder aangenaam waren.
De heer Thijssen vraagt of in de instructie van de vroedvrouw een rege
ling voorkwam omtrent ontslag.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
De heer Nooder wijst op de toezegging', welke van de zijde der gemeente
is gedaan en welke toezegging op schrift is gesteld. Men mag deze zaak wel
ernstig in beraad nemen.
De heer Stroband meent dat die toezegging zeer twijfelachtig is. Feite
lijk is het hier bedoelde geen toezegging. De Raad moest immers beslissen.
De heer Endendijk is het hiermede niet geheel eens. Waar de zaak niet
zuiver