18 Juni 1957 97.
heeft plaats gehacL Er zijn toen helaas slachtoffers gevallen. Dat kon niet
anders, want persoonlijke belangen moesten wijken voor het algemeen belang.
Toen de kwestie van aanstelling van tijdelijke krachten aan de orde kwam,
was het wenschelijk geweest, dat een der slachtoffers aangenomen was. Men
kan na niet zeggen, dat er weer een man in vasten dienst aangesteld moet
worden. Alleen kan men overwegen om een der wachtgelders te nemen, indien
een tijdelijke kracht noodig is„
De heer Hom merkt op dat, toen tot ^e reorganisatie besloten werd, geen
besluit is genomen omtrent de aanneming van tijdelijke krachten. De alge-
meene regel is dat, wanneer er een wachtgelder is en er tijdelijke krachten
noodig zijn, men een wachtgelder aanneemt. De Raad heeft zich daaromtrent
niet uitgesproken. Aangezien er thans een tijdelijke kracht en dus werk is,
acht Spreker het wenschelijk, dat de heer van Heijst wordt aangesteld.
De Voorzitter wijst er op, dat bij Gemeentewerken een reorganisatie
heeft plaats gehad. ALs gevolg daarvan werden enkele personen op wachtgeld
gesteld. De Raad heeft tot een en ander besloten. Het is nu niet mogelijk
om bij dien dienst weer een ambtenaar te benoemen in zijn oude plaats en op
zjji oude tractement, daar die functie opgeheven is. Wanneer men echter het
voorstel der drie raadsleden wil doordrijven, dan komen twee zaken aan de
orde. In de eerste plaats de weder-instelling van den desbetreffenden rang
en in de tweede plaats de aanneming eener begrootingswijziging, waarin de
beschikbaarstelling van het benoodigde crediet wordt geregeld. Eerst n&
goedkeuring dief begrootingswijziging kan tot een benoeming worden overge
gaan.
De heer Endendijk meent dat, waar op de begrooting een bedrag is uit
getrokken voor aanstelling van een klerk-teekenaar, tot een dergelijke be
noeming toch kan worden overgegaan.
De Voorzitter zegt dat ook deze benoeming thans niet mogelijk is, daar
de desbetreffende begrootingswijziging nog niet door Gedeputeerde Staten
goedgekeurd is.
De heer Endendijk zegt dat, waar de betrokken persoon over drie maan
den naar de steunverleening moet worden vervrezen, hij dien persoon op ar
beidscontract zou willen aannemen, ook voor het geval de begrooting nog
niet door Gedeputeerde Staten goedgekeurd zou zijn.
De heer Thijssen moet er zijn verwondering over uitspreken, dat omtrent
het voorstel der raadsleden geen beschouwing is gegeven door B.en W. in den
vorm van een prae-advies.
De Voorzitter zegt dat het standpunt van B.en W. voldoende bekend is,
zoodat een prae-advies overbodig is.
De heer Hooder zegt dat hem als raadslid in verband met de verschil
lende gegevens is gebleken, dat op de een of andere manier de zaak van Ge
meentewerken in een keurslijf is gebracht om van den heer van Heijst ont
slagen te worden» Er zijn thans een paar raadsleden, die een voorstel heb
ben gedaan, evenals B.en W. soms een voorstel doen. Elk raadslid heeft toch
de bevoegdheid oen voorstel te doen. Bij aanneming van dit voorstel kan de
begrooting gewijzigd worden. Dit voorstel komt gewoon uit de vergadering en
er is geen enkel motief om het te weren.
De heer Stroband zegt dat men zich moet afvragen of er volgens de re
organisatie een vacature is, en wel voor een betrekking als door de 5 raads
leden bedoeld. Zulks is niet het geval en men moet zich thans houden aan de
vastgestelde formatie. Men kan niet iemand benoemen in een functie, welke
niet bestaat.
De Voorzitter merkt op, dat de drie raadsleden met een voorstel komen,
waaromtrent een beslissing genomen dient te worden. B.en W» handhaven hun
oorspronkelijk voorstel ten aanzien van de reorganisatie, welke inmiddels
een feit is geworden. De 3 leden stellen voor om den heer van Heijst weder
om