20 Juni 1938 77.
heeft voorts gezegd.) dat Spreker niet de leiding der vergadering had, en dat
de heer Hospers als 't ware de vergadering hield» Zulks is onjuist, want
Spreker heeft den heer Hospers in de verschillende gevallen steeds verzocht
de noodige inlichtingen te verstrekken aangaande deze uitgebreide materie#
Spreker dacht dat de heer Thijssen het wel zou waardeeren, dat de betrokken
ambtenaar, die de zaken behandeld heeft, de noodige inlichtingen verschafte»
Doch de heer Thijssen meent zulks te moeten becritiseeren, maar Spreker zal
hierop niet verder ingaan omdat het hier iets van persoonlijken aard is»
Spreker meent echter te weten, dat de overige leden der Finanoieele Commissie
hier wel anders over denken#
De heer Endendijk zegt ernstig te moeten protesteeren tegen het gezegde
van den heer Thijssen# Spreker zegt dit niet om den heer Gasille te verdedigen
maar hij vindt het onbetamelijk van den heer Thijssen om zoo iets te zeggen»
Uit het feit dat de heer Hospers inlichtingen verstrekte naar aanleiding van
het verzoek van den Voorzitter-, blijkt voldoende, dat de Voorzitter de lei
ding der vergadering had# Verschillende inlichtingen konden op uitnoodiging
van den Voorzitter door den heer Hospers verstrekt worden, waarvoor elk lid
der Financieele Commissie dankbaar zal aijn, De noodige deskundige voorlich
ting wordt veelal, door de betrokken ambtenaren gegeven, daar de Wethouder
uit den aard der zaak niet met alle details op de hoogte kan zijn# Spreker
vindt het minderwaardig van den heer Thijssen, dat hij op deze wijze zooiets
naar voren brengt.,
De heer Stroband wijst er op, dat uit de notulen der vergaderingen van
de Financieele Commissie zal blijken, dat indertijd toegezegd is, dat de
leden in buitengewone gevallen een ontwerp-besluit tot begrootingswijziging
kunnen bekomen# Dat buitengewone geval, acht Spreker nu wêl aanwezig» De vraag
van den heer Thijssen» die Spreker nog niet zoo gek vindt, had dus een achter
grond.
De heer Nooder zegt dat hij zich volkomen aansluit bij het gezegde van
den heer Endendijk» Spreker kan niet begrijpen waarom de heer Thijssen die
begrootingswijziging in zijn bezit wil hebben en Spreker meent dat het hier
eigenlijk meer een stokpaardje van den heer Thijssen is» Wanneer de heer
Thijssen tegen deze begrootingswi jziging is, dan dient hij niet alleen tegen
te stemmen, doch dan dient hij met een tegen-voorst el te komen, De heer
Thijssen heeft alleen beweerd dat de gemeente den put ingaat» maar de midde
len om daaruit te komen, geeft de heer Thijssen niet aan#
De heer Thijssen betoogt nogmaals, dat de leden van den Raad recht heb
ben op ontwerpen van belangrijke voorstellen en besluiten» Zooals de heer
Stroband reeds heeft opgemerkt, is destijds in een vergadering der Finan
cieele Commissie toegezegd, dat aan de leden in buitengewone gevallen een ont-
werp-besluit tot begrootingswi jziging verstrekt zal worden#
De Voorzitter vraagt of zulks ook in de laatste vergadering der Finan
cieele Commissie is besproken,-.
De heer Thijssen zegt dat dit niet het geval is#
De Voorzitter meent dat het dan beter geweest was dat dit eerst in de
vergadering der Commissie was besproken in plaats van in de raadsvergadering.
De heer Thijssen, die opmerkt, dat wel eens werd beweerd, dat men maar
ruim moest ramen, daar het Rijk toch wel betaalde, hetgeen nu blijkt niet
het geval te zijn, zegt vervolgens dat het hem niet bevreemdt, dat de heer
Endendijk hem aanvalt en een zekere richting kiest uit de historie»
De Voorzitter verzoekt den heer Thijssen duidelijk te zijn, daar anders
sprake zou zijn van een insinuatie, welke Spreker niet kan toelaten.
De heer Thijssen zegt dat het hier om een opheldering van den toestand
gaat.
De Voorzitter verlangt van den heer Thijssen terugneming van diens op
merking, welke een bedekte insinuatie kan zijn, of een duidelijke omschrij—