-18 November 1938 149*
Spreker wil waarde hechten aan het advies der Schoonheidscommissie en het
verwondert Spreker dan ook, dat Burgemeester en Wethouders afwijzend op de
bouwaanvrage hebben beschikt. Spreker wil Burgemeester en Wethouders overtui
gen, dat zij door het innemen van hun standpunt omtrent deze zaak niet op
den juisten weg zijn.
De Voorzitter zegt niet te kunnen toelaten dat thans besprekingen om
trent het ingekomen adres gevoerd worden. Burgemeester en Wethouders hebben
nog geen gelegenheid gehad om het beroepschrift te bestudeeren. Uit een oog
punt van orde dient thans niet op deze zaak te worden ingegaan»
Wethouder Gasille wijst er op, dat, wanneer Burgemeester en Wethouders
eens op den dag vdor de raadsvergadering aan de raadsleden een aanvullings
agenda toezenden, zij vaak van den heer Thijssen in een breed uitgemeten be
schouwing moeten vernemen, dat het niet aangaat die aanvullingsagenda te be
handelen, aangezien de raadsleden alsdan volgens de meening van den heer
Thijssen geen behoorlijken tijd hebben gehad voor een rustige bestudeering
der stukken. De heer Thijssen verzet zich er dan steeds tegen om soms zeer
eenvoudige voorstellen te behandelen, terwijl de heer Thijssen nu ineens het
beroepschrift van de N.V. "Soesterdal" wèl wil behandelen, welk beroepschrift
zeker niet alle leden hebben kunnen bestudeeren, daar het gisteren-namiddag
eerst ingekomen is.
De heer Thijssen zegt dat hij destijds inderdaad wel eens bezwaren heeft
gemaakt tegen behandeling van voorstellen, welke op het allerlaatste oogen-
blik aan de leden werden toegezonden. De nieuwe Burgemeester heeft echter ge
zorgd, dat na de uitzending der agenda, daaraan geen stukken meer worden toe
gevoegd, hetgeen Spreker ten zeerste toejuicht. Spreker zegt er ten alotte
mede accoord te gaan, dat het beroepschrift in de volgende vergadering wordt
behandeld#
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten het beroepschrift in
handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies.
WERKVERSCHAFFING ?e Afd.no.324).
Alsnu brengt de Voorzitter in behandeling het schrijven van hot raads
lid A.P«Hilhorst inzake de werkverschaffing op het landgoed "Pijnenburg".
De heer Hilhorst merkt op dat toen destijds het desbetreffend voorstel
inzake deze particuliere werkverschaffing in den Raad kwam, door den heer
van Breukelen werd gewezen op de consequenties, welke hieruit konden voort
vloeien. Het is dan ook gebleken, dat het moeilijk is een scheidingslijn te
trekken tusschen datgene wat als werkverschaffing moet worden aangemerkt en
de overige werken. Naar Sprekers meening worden thans op "Pijnenburg" niet
zuiver ontginningswerken uitgevoerd, doch de uitgevoerde werken zijn niet
anders dan de gewone jaarlijks terugkeerende werken, waardoor in strijd wordt
gehandeld met de bedoeling van den Raad. Spreker heeft zich eenige weken ge
leden al omtrent deze zaak tot den Burgemeester gewend, doch de Burgemeester
deelde aan Spreker mede, dat werken werden uitgevoerd, welke als werkverschaf
fingsobjecten konden worden aangemerkt. Spreker, die het daarmede niet eens
is, wijst er op, dat het de bedoeling van den Raad was, dat ontginningswerken
zouden worden uitgevoerd, welke werken in gewone tijdsomstandigheden niet ter
hand genomen zouden worden. Thans worden verschillende z.g. onderhoudswerken
in werkverschaffing uitgevoerd als het gereedmaken van de jaarlijksche hout-
verkooping en het schoonmaken van sloot en. De heer Insinger krijgt nu zijn
werk uitgevoerd tegen betaling van een loon van 45 cent per man per dag, ter
wijl de belastinggelden der ingezetenen daarvoor gebruikt worden.
De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders zich te dezer zake in
verbinding hebben gesteld met de Rijksinspectie der werkverschaffing en dat
er reeds een onderzoek gaande is. Spreker kan momenteel geen nadere gegevens
verstrekken, daar hij nog een rapport hieromtrent moet ontvangen. Deze zaak