22 December 1938 173» De heer Stroband zegt dat door 7 raadsleden een voorstel is ingediend tot wijziging van het Beglement van Orde» voornamelijk voor de invoering van een overheidsgebed» Dit voorstel heeft verschillende leden niet prettig ge stemd. Spreker, die de aandacht vestigt op de 3© alinea van het schrijven der 7 leden» is van oordeel, dat vermenging van politiek en Godsdienst zoo veel mogelijk vermeden moet worden, De door de voorstellers gebezigde uit drukking, dat het bidden in den Raad is verlaagd tot een particulier gebed, vindt Spreker zeer sterk» en Spreker kan dan ook niet begrijpen» dat sprake kan zijn van een verlaging van een gebed, daar het particulier gebed toch grq te waarde heeft. Spreker is van oordeel, dat er te veel» soms werktuigelijk, wordt gebeden» doch dat moet een ieder voor zichzelf vleten. Bij een werke lijk gebed is er sprake van een uitvloeisel van het hart, en een dergelijk gebed zal niet steeds gelijk zijn, In het ingediende voorstel is voorts nog vermeld» dat omtrent het oorspronkelijk formulier-gebed contact heeft plaats gehad met de geestelijkheden, Hoe dat formulier is samengesteld» zullen en kele leden zich misschien nog kunnen herinneren» doch Spreker acht het ver bazend moeilijk om een formulier samen te stellen» hetwelk een ieder kan be vredigen, Spreker zegt voorts dat hij een en ander op schrift heeft uiteen gezet en vraagt dit te mogen voorlezen. Spreker zegt dan vervolgens? "Met leedvrezen heb ik kennisgenomen van het voorstel van de 7 raadsleden be treffende wijziging van het Reglement van Orde, voornamelijk ten opzichte van het gebed in den Raad. Naar mijn innerlijke overtuiging komt dit in bot sing met den eerbied voor het zuivere gebed, zooals dat voor den werkelijk religieuzen mensch bestaat, Als hij in zijn gebed zich tot den Alleihoogsten richt» doet hij dat door gedachten, naar de roerselen in zijn ziel» al of niet trachtende die in woorden uit te drukken. Niet de woorden, maar de gevoe lens zijn de kern van het gebed. Ieder bidt op zijn manier, voor hem de eeni- ge» ware wijze» waarop hij zich tot God kan richten, In het Evangelie van Mattheüs staat niet ten onrechte en tot ons aller richtsnoer, dat de mensch niet zal bidden in het openbaar om gezien te worden, maar in zijn binnenkamer Alleen om verkeerden schijn te vermijden, kan het in geenan deele kwaad deze woorden letterlijk te volê©n» ook al zit er een ruimere beteekenis in. De gebeden worden opgezonden naar innerlijken drang, waarvoor toch eenig voor schrift in een huishoudelijk reglement moeilijk als drijfveer kan dienen. Zou het ons aller God niet voldoende zijn, als bij den aanvang van den dag in 1 s menschen binnenkamer gebeden wordt» om daarbij uiting te geven aan zijn voornemen dien dag naar Christus wil te besteden en te vragen daarvoor kracht te geven? Nu wordt voorgesteld op een in het RegLement van Orde te bepalen oogenblik samen te bidden tijdens het uitspreken door één persoon van een te voren vastgesteld formulier. Voor de vaststelling van dat formulier zal heel wat gedachtenwisseling moeten plaats vinden. Hoeveel zal in dat gebed voor de verschillende geloovigen moeten worden bijgevoegd of weggelaten om voor ons allen aanvaardbaar te zijn? Ieder bidt dus op dat oogenblik op eene wij ze, afwijkende van zijn gewone doen, waarmede Hij tot ien dat gebed wordt gericht, - ons aller God -» genoegen moet nemen, Aan den verschuldigden onbe- grensden eerbied wordt tekort gedaan. Ik kan in deze niet anders zien dan een ontheiliging van het ware gebed en dat in ruil voor den bestaanden toestand» die de gelegenheid geeft aan ieder» die innerlijk daartoe geroepen is» in stilte te bidden naar de werkelijke ingeving van zijn eigen hart. Hoe heb ik mij dan ook verbaaód over de zinsnede in het betrekkelijke voorstel, dat in het Reglement van Orde» zooals het bestaat, het bidden is verlaagd tot een particulier» individueel gebed» enz. Bezint eer gij begint, zou ik alsnog de voorstellers willen toeroepen? neem daarvoor alsnog den tijd en den heer Voorzitter zou ik willen verzoeken, voorloopig het betrekkelijk punt van de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1938 | | pagina 346