18 Januari 195911
gen. Deze zaak dient in verband met de voorgeschreven termijnen vandaag be
slist te -worden. Bovendien is het nieuwe zomerseizoen in aantocht.
Wethouder de Bruijn wijst er op, dat wel gebleken is, dat het juist is
geweest dat het adres van "Soesterdal" niet direct in de vorige vergadering
in behandeling is genomen. Toen Spreker alle stukken en teekeningen had be
keken, welke aan alle raadsleden waren toegezonden, verwonderde het Spreker
ten zeerste, dat daarin ook zijn naam werd genoemd, de manier, waarop dit
geschiedde, kon Sprekers goedkeuring geenszins wegdragen. Er worden verschil
lende dingen in het request naar voren gebracht, welke absoluut niet zijn
gezegd en Spreker uit zijn misnoegen dan ook over het fait, dat men hem ver
keerde dingen in den mond heeft gelegd. Uit het nader adres van "Soesterdal",
hetwelk gisteravond aan de leden toegezonden werd, blijkt dat "Soesterdal"
Spreker heeft verward met een zekeren Mijnheer in den Haag, Be bewering, dat
Spreker gezegd zou hebben, dat geen vergunning kon worden verleend alvorens
Defensie te kennen gaf dat daartegen geen bezwaar zou zijn, is onjuist. Het
College van B.en V. is te allen tijde bevoegd een vergunning te verleenen of
te weigeren» Er was een afspraak tusschen B.en W. en het Departement van De
fensie om van alle bouwaanvragen in de omgeving van het vliegkamp mededeeling
te doen aan Defensie. Bedoeld Departement heeft lang gewacht om zijn meening
kenbaar te maken en toen de heer Couturier bij Spreker kwam om te vragen
naar den stand van zaken met betrekking tot de bouwaanvrage, heeft Spreker
door een der ambtenaren onmiddellijk den Haag laten opbellen, en omgaand werd
toen de mededeeling ontvangen, dat men zijn gang kon gaan. Er wordt nu in
het request beweerd, dat men tegen-werking van den Wethouder heeft ondervon
den, doch Spreker moet zulks ten sterkste tegenspreken» Er tos geen sprake
van tegenwerking. De heer Nooder zei dat de handelingen van B.en W. ver hui
ten de perken zijn gegaan, en Spreker zou wel eens willen vernemen wat hier
mede wordt bedoeld, B.en W. hebben de bevoegdheid om een beslissing te nemen,
-waarvan men in beroep kan gaan hij den Raad. De door "Soesterdal" gegeven voo
stelling van zaken is scheef en blijkens het proces-verhaal der zitting,
waarin reclamant is gehoord, is van die zijde niets weerlegd. Er zijn dingen
naar voren gebracht, welke nimmer zijn beweerd, terwijl reclamant niet op de
kern der zaak is ingegaan. Het gisteravond aan de leden van den Raad toege
zonden adres is een handig stuk» Dit stuk, hetwelk vele verdachtmakingen en
insinuaties inhoudt, is afkomstig van den advocaat van "Soesterdal", Mr.van
Vliet, die tevens aandeelhouder dezer N.V. is en derhalve zelf belang bij de
ze zaak heeft.
De heer Hooder noemt het een laagheid om zulks te zeggen»
Wethouder de Bruijn zegt datgene te zeggen en te zullen zeggen, wat
waar is, en Spreker wenscht zich daaraan te houden»
De heer Nooder verzet zich andermaal tegen de uitdrukking van den Wet
houder»
Nadat Wethouder de Bruijn heeft gezegd dat hij wenscht te zeggen wat hij
in 't belang der zaak noodig acht, en dat hij daaromtrent geen verantwoording
schuldig is, wenscht de heer Nooder nog wat op te merken.
De Voorzitter zegt tegen den heer Nooder dat hij niet kan toestaan dat
geïnterrumpeerd wordt.
Wethouder de Bruijn zegt dan vervolgens, dat het toegezonden stuk van
leugens druipt» Wanneer Spreker daarop dieper zou ingaan, dan zouden er tal
van dingen naar voren komen, welke niet steekhoudend zijn. B.en W. hebben den
Raad zoo volledig mogelijk ingelicht. In dit verband verwijst Spreker naar
het prae-advies en het ambtelijk rapport, In een en ander worden de notulen
der Schoonheidscommissie aangehaald en wanneer men nu al die gegevens toetst
aan het adres, dat gisteravond aan de leden toegezonden is, dan zal een ieder
moeten inzien, dat in dit adres grove onwaarheden naar voren worden gebracht