26 Augustus 1940 49» als zijn gemachtigde heeft aangesteld. Spreker vertrouwt dat de Burgemeester wel iemand uitgezocht zal hebben, die volkomen op de hoogte is met de ge meente-administratie,. en dat daarvoor zeker geen ondeskundige als b.v. een bakker of handelsreiziger zal zijn genomen. Voorts merkt Spreker op dat deze gemachtigde aangewezen is met ingang van 16 Mei j.l, Waarom is deze aangele genheid nu niet behandeld in de vorige raadsvergadering, zijnde de eerste zitting na 16 Mei j0l,? Spreker zegt tenslotte van oordeel te zijn, dat het uitgetrokken salaris, toe te kennen aan iemand, die slechts voorbereidende werkzaamheden verricht, behoorlijk aan den hoogen kant is. In dezen tijd moet men niet met de gemeentegelden smijten. Spreker heeft er voorts bezwaar te gen om iemand aan te wijzen tot 31 December a,s, Waarom geschiedt deze aan neming niet van maand tot maand? Wethouder Gasille wijst er op dat het hier alleen gaat over de crediet- verleening bij begrootingswijziging. De heer Nooder zegt het in principe niet eens te zijn met deze positie, doch het is Spreker later gebleken, dat de Burgemeester te Soesterberg ie mand moest hebben, die het volle vertrouwen heeft en verschillende voorberei dende werkzaamheden kan verrichten. Het is in het belang der gemeente dat dergelijke werkzaamheden te Soesterberg worden verricht. Een salaris van f.25»per week, waarvan nog afgaat een bedrag van f.7,50 voor gebruik van een eigen auto, is naar Sprekers oordeel te weinig. Daarom adviseerde Spre ker in de vergadering der Financieele Commissie een vergoeding toe te kennen, berekend naar f«2.000,per jaar, en Spreker doet daartoe thans het voorstel. De kwestie van bezuiniging speelt in verband met de noodzakelijkheid van een goed beheer der gemeente op dit oogenblik geen rol, temeer waar voor zooveel andere zaken ook gelden worden uitgegeven. De Voorzitter zegt er geen bezwaar tegen te hebben om den naam van den gemachtigde te noemen., Spreker heeft den heer Fortui jn Harreman als zoodanig aangewezen. De heer Dwars heeft gewezen op de noodzakelijkheid om iemand aan te wijzen, die volkomen op de hoogte is met de gemeente-administratie. De heer Fortui jn Harreman was voorheen handelsagent en dit is geenszins een be zwaar, daar de hier bedoelde te verrichten werkzaamheden niets te maken heb ben met de gemeente-administratie. Zooals bekend, is er te Soesterberg een groote Duitsche bezetting, en uit den aard der zaak is er tusschen deze be zetting en het gemeentebestuur zeer veel contact noodig» Deze bezetting moet zeer veel haar wenschen aan het gemeentebestuur kenbaar maken, o.a. met be trekking tot de vordering van huizen en goederen, inkwartiering en tal van andere zaken. Voor Spreker als Burgemeester is het niet doenlijk om al deze onderhandelingen persoonlijk te voeren en daarvoor is iemand noodig, die be trouwbaar is en de Duitsche taal volkomen beheerscht. Spreker heeft het wen- schelijk geacht om den heer Fortuijn Harreraan met deze werkzaamheden te he iasten. De aanstelling is ingegaan op ló Mei j.l» toen de groote intocht plaats had. Er was toen direct al zeer veel te regelen. Spreker, die zulks anders niet gedaan zou hebben, moet, nu deze zaak ter sprake komt, in het openbaar zijn buitengewone bewondering uitspreken voor de voortreffelijke wijze, waarop de werkzaamheden door den heer Fortuijn Harreman worden ver richt. Diens taak is niet altijd even gemakkelijk en er is soms zeer veel tact noodig om iets door onderhandeling voor de gemeente te bereiken. Inder daad is door Burgemeester en Wethouders een verzuim gepleegd doordat deze zaak niet in de vorige vergadering werd voorgebracht, hetgeen Spreker spijt. De heer Dwars noemt de uitgetrokken vergoeding te hoog, terwijl de heer Noo- der zich daaromtrent in tegengestelden zin heeft uitgelaten. Ook Burgemees ter en Wethouders zijn van meening, dat de uitgetrokken vergoeding te laag is, temeer wanneer men daarbij bedenkt, dat de betrokkene ten behoeve van de vervulling zijner werkzaamheden een auto noodigheeft, voor het gebruik waar van

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1940 | | pagina 98