10 Maart 1941 50. zaak is. Voorts zegt Spreker, dat ieder aanvrager bericht ont vangt omtrent de al dan niet toewijzing van kosteloozen grond voor den verbouw van aardappelen. )6é VERORDERINGEH (ia afd.no.952). Wethouder Hilhorst deelt vervolgens mede, dat in de vori ge vergadering om prae-advies in handen van Burgemeester en Wethouders werd gesteld een adres van de Coöperatieve Landbouw- vereeniging te Soest om ontheffing van het verbod, vervat in artikel 2 eerste lid der Verordening ex art.4 der Hinderwet voor de plaatsing van een hamermolen, aangedreven door een electromotor van 50 p.k. in de bestaande maalderij aan de Toren straat. Spreker zegt dat het in verband met de tegenwoordige tijdsomstandigheden dringend noodzakelijk is, dat bedoelde molen ten spoedigste wordt geplaatst, aangezien de maalderij aan ver schillende eischen moet voldoen en bij niet-voldoening hieraan tegen haar een tuchtrechtelijke vervolging zal worden ingesteld. Het advies van Gemeentewerken is zoo juist ingekomen en er zijn geen bezwaren om de gevraagde ontheffing te verleenen. De Voorzitter zet hierna nog uiteen, dat de naad voor het hebben van een dergelijke inrichting in de kom der gemeente al dan niet ontheffing kan verleenen van de bepalingen der betrek kelijke verordening. Afgescheiden hiervan moet de vergunning, als bedoeld in de Hinderwet, door Burgemeester en Wethouders worden verleend, die rekening houden met ingekomen bezwaren en aan de te verleenen vergunning de noodige voorwaarden kunnen verbinden. Spreker zegt dat het hier een uitbreiding betreft van een sinds tal van jaren gevestigd bedrijf. De heer Hom is van meening, dat de Raad de gevraagde ont heffing dient te verleenen, daar men het bedrijf en den boeren stand niet mag schaden. De Voorzitter merkt op dat een zware motor zal worden ge plaatst, welke wel eenigen hinder kan veroorzaken, doch deze hinder kan voorkomen worden door plaatsing van den motor in den ondergrondschen kelder, hetgeen de bedoeling is. Alsdan zal geen last van trillingen door de omwonenden worden ondervonden. De heer Dwars wil een tijdelijke ontheffing verleenen, aan gezien men dan eerst ondervinding met de inrichting kan opdoen. Wethouder Gasilfc merkt nog op dat Burgemeester en 'wethou ders toch aan de ingevolge de Hinderwet te verleenen vergunning nadere voorwaarden kunnen opleggen, ingeval te eeniger tijd meer dere hinder van de inrichting mocht worden ondervonden. De heer IMooder is ook voor het verleenen van een tijdelijke ontheffing. Blijkt de inrichting te voldoen en voor de omwonen den geen bezwaren op te leveren, dan kan de tijdelijke onthef fing omgezet worden in een definitieve ontheffing. De Voorzitter zegt dat het niet verantwoord is om de maal derij op een dergelijke losse basis een belangrijke uitgaaf voor de installatie te laten doen. Het betreft hier tenslotte niet een buitengewoon belangrijke uitbreiding en de bezwaren kunnen zooveel mogelijk worden ondervangen bij de Hinderwetsvergunning. Spreker meent dat men dit sinds jaren bestaand bedrijf niet moet tegenwerken. Het zou een andere kwestie zijn wanneer een onthef fing zou worden gevraagd ten behoeve van de oprichting eener geheel nieuwe inrichting in de kom. De heer van den Brandeler meent dat het verleenen eener tijdelijke ontheffing niet in het belang van het betrokken be-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1941 | | pagina 60