11. De lieer A. P. HILHORST merkt op, dat bij strokenbouw de tweede en de volgende rijen huizen alle uitzicht heb ben op de achtertuin van de voor de rijen gebouwde huizen. De heer VAN EMBDEN wijst er op, dat het peil van be woning stijgt, wanneer de tuinen niet langer aan het ge zicht van de buitenwereld zijn onttrokken. Niets is zo opvoedend als wanneer men op de vingers wordt gekeken. De heer OOMS vindt het een bezwaar, dat men op de te droge^ gehangen luiers van de buren moet kijken. De heer VAN EMBDEN merkt op, dat iedereen het in Italië ontzettend aardig vindt de was boven de straat te zien hangen, maar dat men er, in Nederland teruggekomen bezwaar tegen maakt. Bij een gesloten bouwblok heeft men trouwens hetzelfde, want ook dan ziet men uit op de ach terkant van andere huizen. De heer OOMS zegt, dat men dan aan de straatzijde woont. In antwoord op verschillende vragen deelt de heer VAN EMBDEN mede, dat bij strokenbouw het verharde gedeelte van de straatjes tussen de huizen ongeveer meter be draagt. Behalve in geval van een begrafenis is er in deze straatjes geen rijdend verkeer, terwijl aan het einde van het blok garageboxen zijn geprojecteerd. De heer KRULJFF acht de moeilijkheid opgelost met een goede haag achter de huizen en wijst in dit verband op de Wilhelminalaan te Utrecht. Mevrouw POLET-Musler acht het wenselijk strokenbouw met etagewoningen te ontwerpen, waarbij niet de beneden woningen een eigen tuintje hebben, maar de groenstrook door de gemeente wordt verzorgd en waarbij boxen voor fiet

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1948 | | pagina 312