- 9 december 1959 -
155.
vindt spreker wel van zoveel belang, dat hij als collegelid gaarne er aan
wil medewerken, dat in de behandeling der stukken in de commissies op
de door de heer van Zadelhoff voorgestelde wijze verandering komt. Dit
zal z.i. ook de raadsvergaderingen ten goede komen.
De heer HIEHORST merkt op voor de eerste keer sinds jaren in
zijn algemene beschouwingen over de begroting niet over de grondpolitiek
te hebben gesproken. In het verleden heeft hij bij herhaling gewezen op
de onmogelijke situatie in deze en op de z.i. onjuiste handelwijze die het
college in dit opzicht volgde. Thans blijkt dat het college gevoel heeft
gehad voor sprekers argumenten en ook als zodanig heeft gehandeld.
Juist dit jaar zijn ernstige pogingen in het werk gesteld om met het oog
op de voortzetting van de bouw op de Eng vooruit te kunnen werken. Dat
dit geen doorgang kon vinden, ligt niet aan het college, maar aan het feit
dat gedeputeerde staten eerst van Soest een verder uitgewerkt plan voor de
toekomst verlangen. Pas daarna zullen zij beslissen over het al dan niet
verder laten bebouwen van de Eng in de geest als de raad zich dat heeft
gedacht. In het verleden heeft spreker zich altijd afgevraagd, waaraan het
kon liggen dat alles zo stroef liep. Hij heeft toen wel eens te horen gekre
gen, dat dit niet lag aan de wethouder, die het betreffende onderdeel van het
gemeentebeleid beheert, maar aan de financiële konsekwenties die vaak niet
realiseerbaar waren. Spreker heeft vanavond beluisterd - en hij kan daar
gedeeltelijk mee instemmen - dat hetgeen op de Eng is gebouwd uit est
hetisch oogpunt eigenlijk jammerlijk is, gezien de plaats waar het is gebouwd.
Maar hij moet dan toch opmerken, dat deze bouw is aanbesteed door een
college met een andere samenstelling dan het huidige college. Wanneer
men kritiek uitoefent, dan slaat die niet op het college in zijn huidige samen
stelling maar op een college, waarin de persoon die de kritiek uitoefent,
zelf zitting had. Spreker hoopt niet, dat men op deze wijze kritiek uitoefent
met in het achterhoofd de gedachte: Mogelijk kon dit wel eens mede tot gevolg
hebben, dat het college wordt uitgebreid.
De heer VAN DEN AREND zegt dat het geenszins zijn bedoeling
is geweest het college het verwijt te maken, dat het niet voldoende attent
is op het behoud van natuurschoon. Hij heeft gedoeld op de bedreiging
in deze van buitenaf. Hoe kan de gemeente haar zelfstandigheid in dit
opzicht handhaven, wanneer zij straks een belangrijke uitbreiding opge
legd krijgt, waardoor een groot gedeelte van het natuurschoon van Soest
moedwillig zou worden opgeofferd? Dit is het bezwaar, dat in de protes-
tano-christelijke fractie leeft. Zij is echter van mening, dat ook het college
zoveel mogelijk waakt tegen aantasting van natuurschoon.
Dat de woningen op de Eng niet de bebouwing van het gehele veen
betreft, heeft ook spreker gezegd, Zijn opmerking ten aanzien van deze
woningen sloeg niet op de constructie van de huizen als zodanig, maar
op het esthetisch aanzien daarvan. De voorzitter zegt, dat men overal
in den lande dit type woningwetwoningen aantreft. Spreker is echter van
oordeel, dat met een kleine nuancering in het uiterlijk van de woningen
en ook door middel van de te gebruiken stenen en pannen het geheel een
esthetisch beter aanzien had kunnen krijgen.
Spreker heeft waardering en begrip voor het antwoord van wethouder
van Zadelhoff. Dat echter de plaatselijke aannemers bij de huidige situatie
min of meer worden uitgeschakeld, is een feit dat tot iedereen spreekt.
Indertijd heeft de heer van Zadelhoff in een commissievergadering gezegd,
dat het terrein achter Dammers een mooi terrein was voor de plaatselijke
aannemers om wat woningen te bouwen. Het resultaat is echter, dat enkele
grote bouwers, voordat de gemeente er een vinger in kon steken, beslag
hebben weten te leggen op zeer grote percelen grond aldaar. De grote
bouwondernemers zullen daar dus woningen gaan bouwen. Een belangrijk
terrein voor de kleine aannemers gaat hier verloren.
- Wanneer -