- 9 december 1959 -
179.
de gemeente daarin 5,-- bijdraagt, kost het haar dus 375,-- per jaar.
Dit loopt bepaald niet in de papieren. Het zou een zeer nuttige maatregel
zijn, want de in de Mammoetwet van minister Cals opgenomen brugklas zal
voor deze gevallen geen afdoende oplossing geven.
De heer HILHORST: Is dit voogdijraad nieuwe stijl?'.
De VOORZITTER gelooft niet dat het door de heer Dijkstra aangehaalde
voorbeeld het moeilijkste is. Wanneer de kinderen in de hoogste klasse van
de lagere school zitten, zal in de eerste plaats de klasseonderwijzer of het
schoolhoofd de ouders adviseren ten aanzien van de vraag, welke onderwijs-
richting het kind verder moet genieten. Dan zullen de ouders een beslissing
nemen. Nemen de ouders een beslissing in strijd met het advies van de klasse -
onderwijzer of het schoolhoofd, dan komt de verantwoordelijkheid daarvoor
voor honderd procent voor rekening van die ouders. Het komt spreker een
beetje irreëel voor om in dergelijke gevallen als gemeente te zeggen: Deze
ouders zijn eigenwijs; nu zullen wij het kind laten testen; daar dragen wij
5,-- aan bij en de ouders, die omgepraat moeten worden, betalen ook nog
eens 5,-- om zich te laten ompraten. Wanneer ouders in strijd met het
advies van de klasseonderwijzer of het schoolhoofd hun kind sturen naar een
school, waarvoor het kennelijk niet geschikt is, dan heeft de gemeente daar
niets mede te maken. Hoogstens zouden die ouders dan getest moeten worden'.
Iets anders is het, wanneer de onderwijzer het zelf niet geheel zeker
weet en daardoor de ouders geen duidelijk advies kan geven. Dan bestaat uiter
aard de behoefte aan een test, bij voorbeeld door een medisch-opvoedkundig
bureau. Dat gebeurt ook duizenden keren. Wanneer de ouders een dergelijke
test niet of niet geheel kunnen betalen, dan bestaat er altijd wel een regeling
via maatschappelijk hulpbetoon om daarin te voorzien. Bovendien subsidieert
de gemeente de medisch-opvoedkundige bureaus per geval.
Spreker kan echter niet meegaan met de heer Dijkstra, wanneer deze
een aparte post op de begroting wil plaatsen om kinderen, wier ouders onver
standig zijn, te laten testen. Dat lijkt hem ook bijzonder gevaarlijk, want dan
zou het kunnen zijn dat een onderwijzer, omdat hij dit interessant vindt of
omdat hij van zijn verantwoordelijkheid in deze af wil, zegt: Ik laat de kinderen
maar testen; de gemeente betaalt het toch. Het gaat hier om een beslissing die
de ouders in overleg met de onderwijzer of het schoolhoofd dienen te nemen.
De schoolkeuze is in de eerste plaats een zaak voor de ouders. Leggen deze
het advies van de onderwijzer of het schoolhoofd naast zich neer, dan zullen
zij dit ook met het advies van een mesisch-opvoedkundig bureau doen. Zij
moeten dan maar door schade en schande wijs worden.
De heer DIJKSTRA: Die schade en schande kost de gemeenschap enorm
veel.
De VOORZITTER: Er is nu eenmaal een vrije schoolkeuze.
De heer DIJKSTRA: Ik wil ook niemand dwingen.
De VOORZITTER merkt op, dat de scholen waar de kinderen heengaan,
ook dienen te trachten een soort van zeef aan te leggen in de vorm van een
toelatingsexamen of een test. Dat is een zaak voor de betrokken scholen. Een
school voor V.H.M.O. zal zeker het advies van het hoofd van de lagere school
inwinnen. Is dit afwijzend, dan kan spreker zich voorstellen, dat een toela
tingsexamen wordt afgenomen. Dan zakt de kandidaat daarvoor.
Er bestaat overigens voor de ouders alle mogelijkheid om een kind te
laten testen.
De heer DIJKSTRA zegt dat het zijn bedoeling was dit iets meer inhoud
te geven. Het is zijn bedoeling niet om iets te gaan stuwen of de ouders iets
op te dringen. Hij behoeft niet te betogen, dat de vrijheid en de verantwoorde
lijkheid van de ouders de protestants-christelijke fractie wel bijzonder dier
baar is
Spreker wil van deze kwestie geen grote zaak maken, al betreurt hij
het dat B&W zijn suggestie niet willen overnemen.
De wethouder ORANJE wijst de heer Dijkstra nog op volgnummer 226
op pagina 57 van de begroting.
- Hoofdstuk IX. -