- 13 april 1
Hierop wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt namens de familie de raad
dank voor het feit, dat deze zijn schoonvader heeft willen gedenken door
een weg naar hem te vernoemen.
De VOORZITTER deelt vervolgens mede dat de heer Pieren hem
heeft verzocht vragen te mogen stellen en opmerkingen te mogen maken
inzake de kwestie-Leyenhorst en de kwestie-Oo stemaSpreker stelt de
heer Pieren daartoe thans in de gelegenheid.
De heer PIEREN zegt de voorzitter dank voor het feit dat deze
hem in de gelegenheid stelt enige op- en aanmerkingen te maken en vragen
te stellen inzake twee kwesties die de gemoederen in Soesterberg nogal
bezighouden.
In de eerste plaats wil hij de kwestie-Leyenhorst bespreken,
daar in de kwestie Oostema het leed al is geschied. De kwestie Leyenhorst
omvat een civiele kwestie tussen de heer de Goede en de heer Leyenhorst.
Een civiele kwestie waaraan zovele aspecten zijn verbonden dat spreker
het niet waagt daarover in een raadsvergadering opmerkingen te maken,
alhoewel er wel enige punten in zitten die ten zeerste om een nadere uitleg
vragen. Hij wil zich beperken tot dat punt waarbij het beleid der gemeente
is betrokken en hij hoopt dat ook de voorzitter en de raad zich alleen wil
len richten naar dit punt. De opmerkingen die spreker maakt, maakt hij
tevens namens enige andere raadsleden.
Enige tijd nadat de heer de Goede eigenaar van het perceel aan de
Postweg was geworden, heeft de heer Leyenhorst zich tot hem gewend met
het verzoek bepaalde herstelwerkzaamheden aan een op het perceel aanwe
zige schuur te verrichten. De heer de Goede weigerde dit. De heer
Leyenhorst heeft zich toen gewend tot de gemeente. Een en ander heeft tot
gevolg gehad, dat de gemeente op 26 september 1959 aan de heer de Goede
mededeelde, dat uit een ambtelijk rapport was gebleken dat de aan de heer
de Goede toebehorende woning ernstige gebreken vertoonde. In dit schrij
ven, getekend door B&W, werd opgedragen binnen de gestelde termijn zorg
te dragen voor:
1. het herstellen van de bouwvallige zijmuur van de schuur;
2. het maken van een nieuwe zinkput.
De termijn verstreek en er gebeurde niets, zodat de heer Leyenhorst
zich opnieuw tot de gemeente wendde. Daarna werd de zinkput gemaakt.
Ten aanzien van de schuur werd aan de zijmuur een balk aangebracht op een
dusdanige manier, dat het euvel niet werd verholpen, doch de situatie
verergerde. De heer Leyenhorst heeft zowel de uitvoerder als de gemeente
attent gemaakt op het feit dat het aanbrengen van de balk op deze manier niet
juist was. De uitvoerder heeft toen medegedeeld: Zoveel te eerder de boel
plat ligt, zoveel te beter het is. De balk werd aangebracht en inderdaad blijkt
dat daardoor de situatie zich zeer heeft verergerd. De vraag rijst of het
aanbrengen van een balk inderdaad inhoudt het herstellen van een zijmuur.
In verband met de civiele kwestie, welke diende voor de pachtkamer te
Amersfoort, moest de heer Leyenhorst tot zijn verbazing kennisnemen van
een schrijven van de directeur van gemeentewerken, gedateerd 28 januari
1960, waarin staat dat de schuur in een dusdanige staat van verval verkeert,
dat zij met redelijke middelen niet meer in een bruikbare staat is te brengen.
Eventueel zal een lastgeving tot slopen aan de heer de Goede worden uitge
reikt.
Hier komen de vraagtekens. De eerste vraag die gesteld kan worden
is: Hoe is het mogelijk dat B&W met schrijven d.d. 26 september 1959 op
dracht geven tot herstelwerkzaamheden, terwijl dit schrijven zonder meer
door een brief van de directeur van gemeentewerken wordt herroepen?
Uit het ambtelijk rapport van september 1959 was toch gebleken dat herstel
mogelijk was
De tweede vraag is nu: Waarom heeft de gemeente er toen niet op
toegezien, dat de werkzaamheden inderdaad juist en efficiënt werden uit
gevoerd?
- In -