-13 april 1960 - 59. Daarna deelde de directeur van gemeentewerken op 28 januari 1960 de eigenaar mede dat volgens inzicht van bouw- en woningtoezicht deze schuur in een dusdanige staat van verval verkeert, dat zij niet met redelijke mid delen in een bruikbare staat is te brengen. De directeur vervolgt dan dat indien de toestand verergert een lastgeving tot slopen zal worden uitgereikt en dat na sloping de schuur niet op dezelfde plaats zal mogen worden herbouwd, Tegen deze gang van zaken moet spreker toch wel ernstig bezwaar aantekenen. Op de eerste plaats kan hij zich niet goed indenken.dat, zoals vermeld in de lastgeving van het college, de dienst van gemeentewerken aanwijzingen tot herstel geeft, die slechts de bouwvalligheid bevorderen en instorting bespoedigen. Dit toch zou gelijk staan met zichzelf een brevet van onbekwaamheid uit te reiken. Vervolgens doet het bijzonder vreemd aan dat een lastgeving van het college zonder meer wordt herroepen door de directeur van gemeentewerken, zoals blijkt uit de spreker ten dienste staande correspon dentie. Hij vraagt zich dan ook wederom af - gelijk hij dit naar voren bracht in zijn algemene beschouwingen over de begroting voor 1960 -, of de super visie op de bedrijven en diensten der gemeente niet meer die aandacht heeft die zij behoeft, met als mogelijk gevolg dat de zo noodzakelijke discipline in deze organen minder au sérieux wordt genomen. Ten slotte zal door deze gang van zaken het bedrijf van de pachter in ernstige mate schade kunnen wor den berokkend. En het is toch ook de taak van een gemeentelijke overheid de belangen van al haar gemeentenaren zoveel mogelijk te behartigen. Ten einde in deze aangelegenheid meer helderheid te verkrijgen verzoekt ook speeker de voorzitter een onderzoekcommissie ex artikel 63 van de gemeentewet uit de raadsleden te benoemen, waarbij hij moge raden daarin enkele Soesterbergse raadsleden op te nemen. De heer HILHORST spreekt er zijn teleurstelling over uit, dat de heer Pieren zich voor een wagen heeft laten spannen, waardoor hij deze kwestie in een openbare raadsvergadering aanhangig heeft gemaakt op een zodanige wijze dat daar de eer en'de goede naam van één der ingezetenen schade worden berokkend. Hetzelfde geldt voor de heer Brouwer. Verwacht mag toch worden dat men zich eerst behoorlijk oriënteert, alvorens een derge lijke zaak in een openbare raadsvergadering aan te snijden. Wat is hier aan de orde? De heer Leyenhorst heeft een bedrijf met 3^ ha grond, waarvoor hij zegge en schrijven/ 8,-- per week aan pacht betaalt. De heer BROUWER: Dat doet niet ter zake. De heer PIEREN: Ik maak bezwaar Dit is een civiele kwestie. De heer HILHORST: Ik geloof niet dat de heer Pieren voorzitter van deze vergadering is. Ik zal mij dan ook niet aan diens interruptie storen. De heer Leyenhorst meende het te kunnen klaarspelen de eigenaar van het huis een schuur te laten bouwen, die deze eigenaar 10.000, -- zou kosten. De eigenaar zou dan veertig jaar pacht moeten ontvangen om uiteinde lijk eens de kosten van de schuur vergoed te krijgen. Deze vlieger ging echter niet op, omdat de pachter door de Nederlandse wetgeving weliswaar - gelukkig - beschermd wordt, maar toch ook weer niet zodanig dat hij meer zou kunen bereiken dan wanneer hij eigenaar was. Het bedrijf van de heer Leyenhorst maakt met heel veel los land 17 ha uit. De heer Leyenhorst denkt nu de bedrijfsgebouwen voor dit gehele bedrijf te kunnen laten bouwen door de eigenaar van de 3^ ha, waarvoor hij 8,-- per week betaalt. Spreker hoopt dat er inderdaad een commissie zal worden inge steld om eens duidelijk te maken, dat wanneer hier op iemand een blaam moet worden geworpen, dit zeker niet op de heer de Goede moet gebeuren, maar op degene die tracht "zijn recht te verkrijgen", terwijl hij volledig in onrecht verkeert De heer BROUWER zegt dat de heer Hilhorst hem volkomen verkeerd heeft begrepen. Spreker heeft in het geheel niet over de pachtsom gesproken. De grootte van de pacht doet bij deze affaire niets ter zake. Hij heeft uitslui tend naar voren gebracht dat er misverstand moet ontstaan tengevolge van de officiële correspondentie tussen de gemeente en de eigenaar. Daaruit blijkt dat een lastgeving van het college te niet wordt gedaan door een beslissing van - de -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1960 | | pagina 118