- 20 juli 1960 -
96.
Er spelen bij deze materie twee zaken door elkaar. De gemeente
moet de grond hebben, waarcp een bedrijfje wordt uitgeoefend. Daarvoor
moet schadevergoeding worden gegeven. Daarnaast is er de omstandigheid
dat er ook nog een onbewoonbaar verklaarde woning is, die ten onrechte
wordt bewoond. Het college heeft echter juist de kwestie van het bewonen
van de onbewoonbaar verklaarde woning op de achtergrond gehouden om
een vermenging van zaken te vermijden en deze kwestie zo objectief moge
lijk te houden. Men had de betrokkene eigenlijk al enige jaren geleden uit
deze woningen moeten zetten. Dit is niet gedaan om de zaak zuiver te
stellen.
Spreker geeft de verzekering dat het college alle mogelijke moeite
zal doen om alsnog tot een vergelijk met de betrokkene te komen. Daarbij
zal deze volop de gelegenheid worden gegeven naar voren te brengen wat
z.i. een redelijke vergoeding is. Hierbij speelt natuurlijk een belangrijke
rol - dat is meer een sociale kwestie» die los staat van de formele vergoe
ding - dat de betrokkene, waaneer hij van deze grond af is, zijn bedrijfs
gebouw en zijn huisvesting kwijt is. De gemeente moet daarom - dit
betreft een andere tak van dienst der gemeente - trachten dit gezin, dat
in grote moeilijkheden zal komen te verkeren, op een of andere wijze
te helpen. Dit zou zij echter ook doen voor iemand die op andere wijze
in moeilijkheden was gekomen dan door het verlies van een bedrijfgebouw
of woning.
Spreker is van oordeel dat er geen enkel bezwaar bestaat thans
het onderhavige voorstel te aanvaarden. Hij gelooft zelfs, dat dit voordelen
heeft, omdat dan de gehele procedure gaat lopen en men het schema voor
de raadsvergaderingen niet in de war behoeft te sturen. Want één week
eerder vergaderen in september is niet voldoende. Men zal dan twee weken
eerder moeten vergaderen.
De heer HILHORST: Wanneer men een week eerder vergadert, ver
gadert men op de veertiende september, De termijn loopt pas op 16 septem
ber af.
De VOORZITTER wijst er op dat het raadsbesluit moet worden
goedgekeurd; het moet binnen zes maanden na de datum van het raadsbesluit
tot voorlopige goedkeuring van het onteigeningsplan ter goedkeuring zijn
ingezonden. Zelfs al zou men met een vervroeging der september ver gadering
met één week kunnen volstaan, dan nog zou hij afraden dit te doen. Laat
deze procedure voortgaan; men heeft dan nog maanden de tijd om met He
betrokkene tot een vergelijk te komen. De goedkeuring van dit besluit
zal maanden op zich laten wachten, want daarover moet de raad van
state worden gehoord. Het college is er Zeker niet op gebrand om het
beslist op een onteigeningsprocedure te laten aankomen. Bovendien kan
in de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplan de zaak altijd nog weer eens
worden besproken.
De heer HILHORST zegt dat bij de vorige behandeling van deze aan
gelegenheid hetzelfde betoog is gehouden als thans. Toen is namelijk gezegd:
Wij nemen nu dit besluit; over een half jaar zal de raad opnieuw met deze
aangelegenheid worden geconfronteerd; men kan er van verzekerd zijn dat
ook B &W in het geheel niet gebrand zijn op onteigening; in de komende
maanden zal al het mogelijke worden ondernomen om tot een vergelijk te
komen. Spreker geeft de verzekering, dat hetgeen van de zijde van het
college in deze is gedaan, praktisch nihil is. Het college moet er daarom
begrip voor hebben, dat spreker wil dat de raad zijn rechten in deze zo
lang als dit wettelijk mogelijk is in eigen hand houdt. Wanneer de raad het
onderhavige voorstel aanneemt, kan het college volledig zijn gang gaan.
De VOORZITTER zegt aan de ene kant de heer Hilhorst wel te be
grijpen. Aan de andere kant wijst hij er op dat het nog maanden zal duren,
voordat het onderhavige besluit zal zijn goedgekeurd en voordat dus met de
onteigeningsprocedure kan worden begonnen.
- De