- 21 september 1960 - 107.
e. Koninklijk Besluit van 7 juni 1960 nr.8 inzake het door de raad inge
stelde beroep tegen het besluit van gedeputeerde staten van Utrecht,
waarbij gedeeltelijke goedkeuring is onthouden aan het partieel uitbrei
dingsplan Soesterbergdorp met voorstel dit Koninklijk Besluit voor
kenningeving aan te nemen.
f. Verzoek d,d. 29 augustus 1960 van het bestuur van de stichting Engen-
daalschool te Soest om medewerking als bedoeld in artikel 72 van de
Lager-onderwijswet 1920 voor de aanschaffing van 60 sets en verder
klas se-meubilairwelk vezzoek bereids in behandeling is genomen.
g. Controlerapporten van het Centraal Bureau voor Verificatie en Finan
ciële Adviezen der Vereniging van Nederlandse Gemeenten met voorstel
deze voor kennisgeving aan te nemen.
h. Aanbieding overeenkomstig het bepaalde in artikel 22, van de gemeen
schappelijke regeling met betrekking tot de Bescherming Bevolking in de
Kring Utrecht IV van de tweede wijziging van de begroting 1960 met
voorstel deze voor kennisgeving aan te nemen.
Ten aanzien van deze stukken wordt besloten overeenkomstig hetgeen
daaromtrent is voorgesteld.
i. Brief d.d. 30 augustus 1960 van A.van Luytelaar c.s. inzake hinder,
welke wordt ondervonden van de fabriek van de N.V. Technische
Handelsonderneming J.V.Mteijer aan de Beckeringhstraat, met voor
stel deze brief te stellen in handen van burgemeester en wethouders
ter afdoening.
De heer GRIFT dringt er op aan ernstig aandacht aan deze klacht te
besteden. Bij zuid-westen wind is het voor de mensen in de omgeving van
dit bedrijf ondraaglijk daar te wonen. Spreker hoopt dat het college maat
regelen zal nemen, waardoor deze hinder wordt opgeheven.
De VOORZITTER zegt dat deze kwestie nauwkeurig zal worden onder
zocht. Wanneer er inderdaad ernstige klachten zijn, zullen het bedrijf aan
vullende voorwaarden worden opgelegd.
Hierop wordt de brief gesteld in handen van BtkW ter afdoening.
Ongetekende brief d.d. september 1960 betreffende hinder welke wordt
ondervonden van het Constructiebedrijf C.J.van Hengstumen Zn. aan
de Steenhoffstraat met voorstel deze brief te stellen in handen van bur
gemeester en wethouders ter afdoening.
De VOORZITTER zegt dat het college enigszins heeft geaarzeld, al
vorens het deze brief op de lijst van ingekomen stukken heeft geplaatst.
Het is namelijk niet de gewoonte op anonieme brieven in te gaan. Het col
lege heeft echter uiteindelijk gemeend dit toch maar wel te moeten doen en
het stelt voor deze brief in handen van B&W te stellen ter afdoening. Dit
wil echter niet zeggen dat in het vervolg anonieme brieven dezelfde eer
zal worden bewezen.
De heer HILHORST spijt het dat in dit geval is afgeweken van de regel.
Wanneer men het niet aandurft zijn handtekening onder een brief te plaatsen
acht hij het beter die niet in behandeling te nemen. Hij zou daarom deze
brief zonder meer voor kennisgeving willen aannemen. Wanneer er werke
lijke ernstige klachten zijn zal er wel een getekende brief binnenkomen.
De VOORZITTER zegt dat de brief eigenlijk uit reverentie tegenover
de raad op de lijst van ingekomen stukken is opgenomen. Wanneer de
brief voor kennisgeving wordt aangenomen, zal de zaak toch ambtshalve
door het college worden behandeld. Dit gebeurt dan niet op grond van deze
brief, maar op grond van het feit dat wanneer het college een gerucht ter
ore komt volgens hetwelk een bepaald bedrijf hinder veroorzaakt, het
dit altijd moet onderzoeken. Daar het hier een anonieme brief betreft
en het voor deze brief wel heel veel eer is die in handen van B&W te stellen
gaat spreker er volkomen mede akkoord, wanneer de raad deze brief voor
kennisgeving wil aannemen.
Hierop wordt de brief voor kennisgeving aangenomen.
- 150. -