- 21 september 1960 - 111. De VOORZITTER zegt naar aanleiding van de suggestie van de heer Dijkstra met betrekking tot de school aan de Prins Bernhardlaan, dat deze niet binnen afzienbare tijd leeg zal komen. Er is namelijk geen enkel vooruitzicht, dat kan worden overgegaan tot vervanging van oude schoolgebouwen, nu er nieuwe schoolgebouwen moeten worden gesticht, waarvoor zelfs nog geen vergunning is afgegeven. Bovendien zou men door deze school een oud, uitgeleefd gebouw verkrijgen, waaraan belangrijke voorzieningen zouden moeten worden aangebracht. Het is de vraag of het niet het gooien van goed geld naar kwaad geld zou zijn, wanneer men dit gebouw zou inrichten voor de gemeente-administratie. Men kan echter bepaald niet wachten tot deze school leeg is. Daarom is het het verstandigst de knoop door te hakken en thans dit noodgebouw te plaatsen. De heer DIJKSTRA: U denkt wel dat dit noodgebouw esthetisch niet te bezwaarlijk zal zijn? De VOORZITTER gelooft dat dit gebouw esthetisch niet te bezwaarlijk zal zijn. Het noodgebouw wordt niet zo uitgevoerd als het op de ter inz; ge gelegde tekening staat aangegeven. Het college wil de suggestie van de com missie openbare werken volgen om het noodgebouw achter de garage te zetten. Dan wordt een redelijke oplossing vekkregen. Het is een heel simpel gebouw zonder pretentie, dat nogal wat terug komt te staan. Ideaal is het natuurlijk niet; het blijft een noodoplossing. De heer DIJKSTRA zegt dat hij, wanneer men door dit noodgebouw inderdaad veel vlugger dan door andere mogelijkheden een oplossing voor het ruimteprobleem verkrijgt, de gedachtengang van B&W kan begrijpen. De VOORZITTER meent dat de bouw slechts een kwestie van enkele maétnden is, De heer HILHGR3T vraagt of na de stichting van dit noodgebouw alle gemeentelijke onderdelen die in het gemeentehuis thuishoren, ook inderdaad in het gemeentehuis en het noodgebouw zullen worden onderge bracht. Wanneer dit niet het geval is, geeft hij in overweging het noodge bouw groter te maken. Het is noodzakelijk dat men afkomt van de onnoeme lijk veel geld kostende decentralisatie van gemeentelijke diensten. De VOORZITTER zegt dat men bij het tot stand komen van het nood gebouw niet meer het bovengedeelte van het pand tegenover het gemeente huis behoeft te huren voor de afdeling huisvesting. Huisvesting kan dan worden ondergebracht in het vrijkomende huidige kantoor van de gemeente- ontvanger. Door de in het gemeentehuis vrijkomende ruimten behoeft de gemeente verder geen ruimte meer elders erbij te huren. De heer HILHORST vraagt of het ook mogelijk zal zijn het voorste gedeelte van de school in de Kerkebuurt te missen, welk gedeelte wordt gebruikt door gemeentewerken. Er zijn ook andere diensten die hun taak hebben op het gemeentehuis, doch daar niet zijn gevestigd. De VOORZITTER zegt dat men echt moet streven naar een nieuw kantoor voor gemeentewerken en dat men de oplossing in de door de heer Hilhorst bedoelde school als een zeer tijdelijke moet beschouwen. Men moet voor gemeentewerken niet een soort semi-permanente toestand cre'ëren. Dat zou niet verstandig zijn. Uit de toelichting heeft men kunnen begrijpen, dat met dit voorstel de financiële kous nog niet af is. De kosten van de in het gemeentehuis zelf aan te brengen wijzigingen zijn namelijk nog niet begroot. Daarvoor zal nog een apart krediet aan de raad worden gevraagd. Hetzelfde geldt voor de vervanging van de af te breken garage. Men zal daarvoor niet opnieuw een stenen gebouw plaatsen, maar men zal wel een afschutting moeten aanbrengen voor de auto's die hier veel moeten staan. De heer HILHORST vraagt of het krediet voor de door de voorzitter genoemde werkzaamheden niet tegelijk met het onderhavige voorstel aan de raad had kunnen worden voorgelegd. Men kent immers de in het gemeente huis vrijkomende ruimten en heeft toch een voorstelling van de bezetting daarvan. - Spreker -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1960 | | pagina 224