-16 november 1960 - 159. langrijk deel verloren gaan aan allerlei inningskosten. Al zou een tarief naar inkomen inderdaad het billijkheidsgevoel meer bevredigen, het is naar het oordeel van B&W in de praktijk niet uitvoerbaar. Mevrouw MUURLING-VoorthuisEn Hilversum dan? De VOORZITTER:weet niet hoe men het daar voor elkaar krijgt. Misschien moeten de mensen te Hilversum op het belastingbiljet zelf hun inkomen opgeven. Daarop is dan natuurlijk geen enkele controle. Het col lege van B&W te Soest weet echter geen manier om, buiten hetgeen de mensen zelf opgeven, achter het inkomen te komen. Voor het schoolgeld heeft men wel een zekere maatstaf, maar dat is niet het inkomen. Bestaan blijft natuurlijk het meer algemene punt: Het pijnlijke van iedere belastingverhoging. Een belastingverhoging is nooit een po pulaire maatregel. Inderdaad heeft de regering een belastingverlaging in het vooruitzicht gesteld, terwijl zij aan de andere kant van de algemene rijksmiddelen zo weinig naar de gemeenten afschuift, dat deze- in het algemeen genomen - niet uit kunnen komen en met tekorten werken. En dan zegt de regering: Dan moet u als gemeente maar wat meer uit de plaat selijke belastingen halen. Daar zit inderdaad een tegenstrijdigheid in. Men zit echter nu eenmaal in deze situatie. De gemeentebegroting zal ondanks de verhoogde uitkering - deze staat overigens nog niet vast - niet sluitend zijn te krijgen. Wanneer de gemeente wil vechten voor een nog hogere uit kering, moet zij kunnen aantonen van haar kant het uiterste te hebben ge daan om de nodige middelen te verkrijgen. Dit is de reden waarom het col lege met deze verhogingen komt. Men kijkt nu ontzettend naar het hogere belastingbedrag en daar bij wordt dan wel eens gedaan, alsof die verhoging van 10, -- net het bet drag is, waardoor het niet meer mogelijk is een hond te houden. Wanneer men echter - afgezien nog van de kosten van aanschaffing van de hond - nagaat hoeveel een hond iedere dag kost en men vermenigvuldigt dat met 365, dan komt men op een 150,-- tot 200,--. Het houden van een hond is een zekere luxe. Het is een duurdere bezigheid dan de mensen zich veelal realiseren, omdat men de kosten bij kleine beetjes tegelijk maakt. Het college is echter van oordeel dat het niet geheel reëel is om te stellen, dat men door deze verhoging van 10,-- nu net niet meer in staat zou zijn een hond te houden. Belastingverhoging is natuurlijk altijd een nare en pijnlijke zaak, maar dat deze verhoging zo catastrofaal is als wel wordt voorgesteld, gelooft spreker niet. Wel zullen er mensen zijn die zich nu wat meer bewust zullen afvragen, of zij eigenlijk wel een hond willen houden. Er zijn verscheidene mensen te Soest die zich dit nooit erg bewust hebben afgevraagd en die hun hond uit sleur houden, welke hond men dan meer op straat dan thuis ziet. Dergelijke honden leveren een gevaar op de weg op. Spreker gelooft evenwel niet dat degenen die bewust een hond willen hebben en op hun hond gesteld zijn, tengevolge van deze verhoging met 10,-- in e een kritieke situatie zullen komen. Bovendien is er nog de hardheidsclausule, waarop eventueel een beroep kan worden gedaan. Spreker is het met mevrouv Polet eens, dat het vervelend is, wanneer de mensen bij het doen van een beroep op deze clausule bij sociale zaken moeten komen. Men tracht hier echter zo discreet mogelijk te handelen. Wanneer mensen voor wie deze verhoging financieel een bezwaar is, toch graag een hond willen hebben, hetzij uit spraktische, hetzij uit emotionele overwegingen - de laatste zijn ook overwegingen die men moet laten meetellen -, dan bestaat er dus een ontsnappingsmogelijkheid. Mevrouw POLET-Musler is blij dat de voorzitter aanvoelt, dat een heffing naar inkomen veel meer tegemoetkomt aan het rechtvaar digheidsgevoel. De voorzitter zegt dat iedere belastingverhoging impopu lair is. Dat is juist. Spreekster vindt de hondenbelasting echter speciaal impopulair, omdat daar eigenlijk geen dienstverrichting door de gemeente tegenover staat. Wanneer de huisvuilbelasting door dwang van hogerhand - moet -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1960 | | pagina 322