-16 november 1960.- 168. De wethouder VAN ZADELHGFF begrijpt niet - wanneer deze dingen zo langs de weg worden besproken -, waarom de betrokkene dan niet de moeite neemt eens even op zijn spreekuur te komen om te vragen hoe het zit. Zeker na een antwoord als volgens de heer Hom zou zijn gegeven, zou spreker zich eens tot de wethouder hebben gewend. De heer HOM: Deze mensen zijn daarvoor te bescheiden. De heer HILHORST zegt dat de heer van Zadelhoff zich in een derge lijk geval inderdaad tot de wethouder zou hebben gewend. Men moet zich echter verplaatsen in de mentaliteit van deze mensen. Die hebben het goede vertrouwen, dat de zaak in orde komt. De betrokkene is dan ook niet bij spreker gekomen. Deze heeft tot zijn schrik zelf gezien dat er nog niets was gebeurd. Hij heeft daarop de betrokkene gevraagd, wat er aan de hand was. En die antwoordde: Niets; ik heb nog niemand gezien. De wethouder VAN ZADELHOFF: Deze kwestie zal in ieder geval worden nagegaan. De heer GRIFT herinnert aan zijn indertijd gedane suggestie om bij de gemeentewoningen aan de Laanstraat de hekjes weg te halen en het ter rein van een verharding te voorzien, waardoor de modderpoel ter plaatse wordt opgeheven. Dat is ook nog niet gebeurd. De wethouder VAN ZADELHOFF zal daar eveneens aandacht aan schenken. Mevrouw PO LET-Mus Ier merkt op dat vier tien dagen na de vorige raadsvergadering mejuffrouw Sluzewski nog geen antwoord had ontvangen op haar aan de raad gerichte brief, welke in handen van B&W ter afdoening was gesteld. De VOORZITTER zegt dat het antwoord nog niet is uitgegaan, doch waarschijnlijk wel reeds in concept gereed is. Mevrouw POLET-Musler vindt het wel een beetje lang, dat een maand nadat de opdracht is gegeven, nog geen brief is uitgegaan. Men had de be trokkene toch minstens een antwoordbrief je kunnen sturen. De VOORZITTER merkt op dat het niet slechts een antwoord kan zijn in de geest van: Wij hebben kennisgenomen van uw schrijven. Er moet in dit antwoord ook iets concreets staan. Daarvoor was het nodig nadere mede delingen te verkrijgen over de betrokken industrie. Dit is de oorzaak van het feit dat niet eerder is geantwoord. De heer DE BRUIN herinnert er aan in de vorige raadsvergadering te hebben gevraagd naar de 48 woningwetwoningen die nog over zijn van het contingent voor 1960. Zijn met betrekking tot de bouw van deze woningen sinds de vorige vergadering al vorderingen gemaakt? De wethouder VAN ZADELHOFF deelt mede dat op het ogenblik wordt onderhandeld met de aannemer, die de 550 huizen, waarin deze 48 woningen zullen worden opgenomen, zal bouwen. De tekeningen voor de bouw worden al door wederopbouw te Utrecht bekeken. Het bestek zal dezer dagen naar Utrecht worden gezonden. De burgemeester zal a.s. vrij dag naar Utrecht gaan om te spreken over een groter contingent voor de volgende jaren ten behoeve van dit grote complex. De heer DE BRUIN vraagt of de bouw van deze 48 huizen dit jaar voor elkaar komt. Anders vervalt de toewijziging. De VOORZITTER zegt dat dat het de bedoeling is de bouw van de 550 woningen - waarvan deze 48 een onderdeel vormen - in een bepaald schema te verwerkelijken. Dit betekent dat volkshuisvesting en bouwnijver heid Soest in een bepaald tijdsverloop hiervoor bepaalde bouwvolumia moet toewijzen. Spreker neemt aan dat dit wel zal gelukken. Hij heeft daarover al eens eerder met het ministerie gesproken en toen had men hier wel oog voor. Mocht het niet gelukken, dan zal onmiddellijk worden overgeschakeld op een ander object, misschien te Soesterberg, - De -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1960 | | pagina 340