- 17 februari 1960.- 27. De VOORZITTER zegt dat daarover nog geen antwoord is ont vangen. Wanneer het antwoord binnen is, zal het voor de raad ter inzage worden gelegd. De heer HILHORST wijst er op dat des morgens van omstreeks 8.00 tot 9.00 uur drie treinen meer in de richting Utrecht gaan dan in de richting Baarn. Kan aan de Nederlandsche Spoorwegen niet worden gevraagd in die tijd ook een tussentrein te laten rijden naar Baarn. Dit is vooral van belang voor de verbinding met Amsterdam. De VOORZITTER zegt dat de gemeente een dergelijk verzoek al leen kan doen, wanneer aangegeven kan worden dat voor een dergelijke trein belangstelling bestaat. Is de heer Hilhorst dit bekend? De heer HILHORST zegt uit ervaring te weten dat vele mensen in genoemde periode eerst naar Utrecht reizen om vandaar naar Amsterdam te gaan. Dat is echter een omslachtige reis. De heer PIEREN wijst er op dat de nieuwe, mooie woonwijk te Soesterberg ernstig wordt ontsierd door de aanwezigheid van de vuilnisbelt op het grondgebied van Zeist. Bij wind waaien de papieren vanaf deze belt door de straten en door de tuinen. Weliswaar is met de pachter van de belt afgesproken, dat het vuil met zand bedekt moet worden zodra het wordt gestort. Dat kan de man natuurlijk ook niet direct doen. Verder blijken er ontzettend veel ratten in deze vuilnisbelt voor te komen, die ook de woonwijken ingaan. Zou met het gemeentebestuur van Zeist geen contact kunnen worden opgenomen, opdat deze vuilnisbelt geheel wordt gesloten? Misschien kan de gemeente Zeist dan, al zal dit wat meer kosten in verband met extra vervoer medebrengen het vuil naar de vuilverwerkingsinrichting van Baarn en Soest brengen. De VOORZITTER is het met betrekking tot de toestand tengevolge van de vuilnisbelt geheel met de heer Pieren eens. Er bestaat met het ge meentebestuur van Zeist een bijzonder prettig contact. Het gemeentebestuur van Zeist is Soest altijd zeer ter wille geweest, o.a. met betrekking tot de rioolwaterzuiveringsinstallatie en de begraafplaats. Spreker was daarom voornemens het gemeentebestuur van Zeist of enige leden daarvan uit te nodigen om de situatie ter plaatse te komen bekijken en te zien welke narig heden men van deze belt ondervindt, waarna gezamenlijk zou kunnen worden overlegd wat hieraan kan worden gedaan. Het is niet de gemeente Zeist die het vuil daar stort. Dat doet een particulier die de vuilnis ophaalt, spreker meent van het kamp^Amsterdam. Dit staat dus geheel buiten de gemeente Zeist, Zeist zou deze storting alleen kunnen stop zetten door middel van de hinderwetbepalingen. De heer ELBERTSE merkt op dat hoe langer hoe meer industrieën, die vanwege stedebouwkundige wijzigingen of stadsuitbreidingen uit bepaalde gebieden moeten verdwijnen, naar Soest komen. De gemeenten, waaruit deze industrieën vertrekken, hebben bij dit vertrek stedebouwkundige belangen, terwijl zij door dit vertrek mogelijk ook de beschikking over meer woningen krijgen. Soest komt echter met de lasten te zitten wat de woningvoorziening betreft. Het zou theoretisch mogelijk zijn dat Soest in een dergelijk geval bouwvolume overneemt van de gemeente waaruit zo'n industrie vertrekt. Wil het college met dergelijke gemeenten hierover contact opnemen? De VOORZITTER zegt dat dit in theorie wel mogelijk is. Of het praktisch veel zin heeft, betwijfelt hij. Men zou dit alleen kunnen doen in een geval, waarbij de vestiging van een industrie gepaard gaat met de vestiging van haar werknemers uit een andere gemeente in Soest. Er vestigt zich thans een bödrijf uit Utrecht te Soest. De in Utrecht wonende werknemers van dat bedrijf kunnen heel goed op en neer reizen. Er wonen ook vele mensen in Soest en Soesterberg die in Utrecht werken. Voorts zijn er te Soest een aantal bedrijven uit Baarn gevestigd. De arbeidsmarkt voor Eaarn en Soest is eigenlijk dezelfde. In Baarn woont men zelfs dichter bij het Soester industrieterrein dan in Soest-Zuid. Hetgeen de heer Elbertse wil, zou alleen enige kans op succes hebben, wanneer het gaat om een grotere industrie waarbij aanwijsbaar is dat daarvoor woningen beschikbaar moeten worden gesteld. Met betrekking tot de vestiging van een nieuwe industrie is de eerste vraag die het college zich altijd stelt: Wat zijn de - consequenties -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1960 | | pagina 54