-15 maart 1961 - 67. Ten. aanzien van deze stukken wordt besloten overeenkomstig hetgeen daaromtrent is voorgesteld. De VOORZITTER merkt op dat op de tafels van de raadsleden zijn neergelegd door de heer de Bruin aan het college gestelde schriftelijke vragen en het daarop door B&W gegeven antwoord. Alhoewel deze vragen en he het daarop gegeven antwoord de raadsleden niet tijdig hebben bereikt - en ook niet tijdig hebben kunnen bereiken - lijkt het spreker het beste de vragen en het antwoord thans te behandelen. De heer DE BRUIN zegt het college hartelijk dank voor de buitenge woon vlotte wijze waarop het zijn vragen heeft beantwoord. Het verheugt hem dat de antwoorden zeer concreet zijn. Het college schrijft onder punt 4: "De medewerking is toegezegd bij brief van 16 november 1960. Wan neer de huidige moeilijkheden toen waren te voorzien geweest zou zij niet zijn verleend". Dit neemt spreker gaarne aan. Op 7 maart jl. heeft in Scherpenzeel de aanbesteding plaatsgehad. De gunning is echter nog niet geschied, omdat de laagste inschrijver een vrij aardig bedrag boven de vastgestelde prijs lag. Spreker vermoedt dat men gauw twee, drie maanden verder zal zijn, alvorens de gunning kan plaatshebben. En dan vraagt hij zich toch wel af, of men onder deze omstandigheden de directeur van gemeentewerken cottte que coóte de directie van de bouw in Scherpenzeel moet laten blijven voeren. Hij gelooft dat men momenteel in Soest bij gemeentewerken niet zo dik in het personeel zit, dat men de directeur kan missen. Men zal de directeur in Soest zelf heel, heel hard nodig hebben in de naaste en vermoedelijk ook wel in de verre toekomst. De heer DIJKSTRA zegt - hoewel geenszins debet te zijn aan de onder havige vragen - enigszins teleurgesteld te zijn over de beantwoording van de vragen 3 en 4. Onder 3 wordt gevraagd, welke voordelen er voor de gemeente zijn verbonden aan de directievoering over woningbouw elders door de directeur van gemeentewerken te Soest, Daaromtrent heeft men niet veel vernomen. Wordt deze hulp, behalve aan Scherpenzeel, ook nog aan andere gemeenten geboden? Mevrouw PO LET-Musier verbaast zich eigenlijk over al deze geluiden. Het boekje, waarin het onderhavige type woningen staat vermeld, is name lijk reeds lang verschenen. Zij meent zelf dat men er hier indertijd een kleine beetje trots opwas, dat juist de Soester woningen waren uitgekozen om in dit boekje te worden opgenomen. Zij heeft toen geen bezwaar of kri tiek gehoord, terwijl ook niet werd geihformeerd naar de wijze van even tuele verrekening. Nu echter verschillende gemeenten van de extra subsidie bij overneming van de uitgekozen woningtypes gaan profiteren, brandt iedEreen los. Dat verbaast spreekster. De heer DE BRUIN! Heeft hetgeen mevrouw Polfet naar voren brengt iets met de directievoering te maken?'. De wethouder VAN ZADELHOFF wil beginnen met in het algemeen iets te zeggen. Toen hij de vragen van de heer de Bruin voor de eerste keer las, kwam bij hem op de gedachte: Gaan wij weer de kant uit van dertig jaar geleden? Na de oorlog heeft de gemeenteraad zich steeds gekenmerkt als een college, dat op prettige wijze samenwerkte en op constructieve wijze zijn besprekingen hield De samenwerking was zo goed, dat eigenlijk geen enkele partij "het lef" had om bij de verkiezingen te zeggen dat zij dit of dat in deze gemeente had bereikt. Allen waren er van overtuigd dat men het alleen maar te zamen kon. Nu is het stellen van vragen en het leveren van kritiek het recht van ieder raadslid, maar het legt op ieder raadslid ook de plicht om alvorens vragen te stellen, eens even inlichtingen in te winnen en zich bovendien af te vragen of het wel in het algemeen belang is die vragen te Stellen, omdat dikwijls door deze vragen iets naar voren komt of blijft hangen in de geest van! Zit die zaak wel helemaal goed? T

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 133