15 maart 1961 -
69.
Het leek spreker toch beter de vragen te stellen zoals hij het heeft
gedaan, want dat is z.i. volkomen parlementair. Ook is hij er trots op
dat de Soester woningen - althans de paar woningen die hier zijn gebouwd -
door het ministerie bij andere gemeenten worden aanbevolen. Nog meer ver
heugd is hij echter over de slotconclusie van de wethouder, dat het spreker
hoofdzakelijk gaat om de belangen van de gemeente Soest, De wethouder zegt
dat hij niet zo erg inziet, dat hier het belang van Soest kan worden geschaad,
maar spreker acht het persoonlijk toch in het belang van de gemeente dat
de directeur van gemeentewerken in Soest blijft en niet de directievoering
in andere gemeenten op zich neemt.
De wethouder YAN ZADELHOFF zegt dat zijn algemene opmerking over
het stellen van vragen meer betrekking had op de door de heer de Bruin
in de vorige raadsvergadering gestelde vragen. Op die vragen kon spreker
- hetgeen de heer de Bruin had kunnen weten, wanneer hij dit had nagegaan -
op dat moment in het openbaar geen antwoord geven. Hij prijst zich echter
gelukkig dit straks bij het onder volgnummer 69 vermelde voorstel wel te
kunnen doen.
De heer DE BRUIN: Ik heb toen ook in besloten vergadering overigens
geen antwoord op mijn vragen ontvangen.
Hierop worden de vragen van de heer de Bruin en het daarop door het
college van B&W gegeven antwoord voor kennisgeving aangenomen.
Voorstel tot wijziging van de Bouwverordening.
De heer VAN DEN AREND, merkt op dat in de aanhef van het voorstel
wordt gezegd, dat het de bedoeling is het gemeentebestuur de bevoegdheid
te geven excessen tegen te gaan. Daar zou spreker mee akkoord kunnen
gaan. In de punten 1 tot en met 4 - waarvan het de bedoeling is ze in de ver
ordening op te nemen - leest hij eigenlijk geheel iets anders. Hij vindt deze
artikelen tamelijk cru. Hij vraagt zich af, of men daarmede niet te ver gaat.
Hij kan er mede akkoord gaan dat het gemeentebestuur regulerend optreedt
ten opzichte van ontsierende reclame, maar hij gelooft dat door de voorge
stelde wijziging van de Bouwverordening de persoonlijke vrijheid wel heel
erg aan banden wordt gelegd. Wanneer iemand in een huis komt te wonen,
waarvan de kleur hem niet geheel bevalt, en hij wil het in een andere kleur
laten schilderen, dan zal hij volgens de wijziging van de verordening eerst
toestemming van het gemeentebestuur moeten hebben.
Moet nu de nadruk worden gelegd op hetgeen in de aanhef van het
voorstel staat of op hetgeen in de voorgestelde wijziging van de verordening
staat? Tegen het laatste zou spreker wel enig bezwaar hebben.
Mevrouw POL.ET-Musier is ook niet erg gelukkig met de voorgestelde
wijziging van de Bouwverordening, Zij begrijpt dat het college een poging
wil doen om excessen tegen te gaan. De wijziging van de verordening houdt
in dat het buitenschilderwerk niet van kleur veranderd mag worden. Het
college komt met deze verordening naar aanleiding van de reeds aanwezige
excessen. De verordening zal echter juist inhouden dat deze excessen niet
veranderd mogen worden. En dan schiet men dus het doel voorbij.
Wanneer een ieder, die de kleur van zijn huis wil veranderen daarvoor
eerst toestemming moet vragen, vreest spreekster dat dit veel werk voor de
gemeente zal meebrengen.
Verder houdt de wijziging in dat de huizen van één blok alle dezelfde
kleur moeten hebben. Wanneer een blok uit drie huizen bestaat, kunnen de
betrokkenen nog bij meerderheid van stemmen beslissen welke kleur zal
worden gekozen. Wanneer echter een blok twee huizen omvat, wie maakt
dan uit welke kleur zal worden genomen?
Deze verordening lijkt spreekster in de praktijk zo ontzettend veel
bezwaren op leveren, dat zij - hoewel het streven van het college waarde
rend - de gekozen vorm niet erg gelukkig vindt.
- De -