-15 maart 19&1 81. De VOORZITTER deelt mede dat de financiële commissie voorstelt om dit voorstel aan te houden tot overleg ia gepleegd en overeenstemming is verkregen met de sportverenigingen. De wethouder VAN ZADELHOFF zegt ter nadere toelichting van het voorstel, dat dit eigenlijk niet geheel is opgesteld in de geest die het college bedoelde. De samenstellers meenden namelijk dat met de verenigingen reeds was onderhandeld en hebben op grond daarvan dit voorstel opgesteld. Er is echter met de verenigingen nog niet onderhandeld. Het gaat bij dit voorstel om verschillende zaken. In de eerste plaats moeten er gelden beschikbaar worden gesteld voor de oprichting van enkele gebouwtjes bij de nieuwe ter reinen voor B.D.C. en S.E.C. Daarnaast wil het college van de raad een uitspraak hebben ten aanzien van de vraag, hoe deze staat ten opzichte van het van de verenigingen overnemen van alle gebouwen bij de velden. Gaat het college eerst hierover met de verenigingen praten, dan denken die nu al dat ze geld krijgen. Het college acht het beter eerst het oordeel hierover van de raad te verkrijgen. Dan weet het college ten minste waar het aan toe is. Spreker kan zich voorstellen dat bepaalde verenigingen, alvorens hun gebouwtjes over te doen, willen weten hoeveel de huur daarvan in de toe komst zal worden. Met het vaststellen van de huren wil het college liever wachten tot het zojuist aangenomen onderzoek met betrekking tot de ge meentelijke bemoeienis met de sport teneinde is. Dan komt er misschien een stichting of iets anders uit de bus, die college en raad kan adviseren over de huren. Dan heeft het college een basis om met de verenigingen te gaan praten. Zoals bekend, zijn op de begroting voor gemeentewerken voor lopig geraamd de kosten voor een man die zich het gehele jaar door met de sportaccommodatie bezighoudt. Deze man kan zich 's zomers bezighouden methet besproeien en maaien van de sportvelden, terwijl hij in de winter de afrastering, de gebouwtjes e.d. kan verzorgen en opknappen. Men is met dit voorstel een beetje haastig geweest. De vereniging S.E.C. heeft er reeds op gewezen, dat zij eigenlijk meer heeft over te doen dan in het voorstel staat. S.E.C. heeft namelijk ook nog een staantribune en enkele andere zaken die kunnen worden overgedragen. Daarover heeft het college overigens ook nog geen begrotingscijfers. Het lijkt spreker het beste dat het college alsnog met een krediet daarvoor komt, wanneer het hieromtrent iets meer weet. Hij zou het echter betreuren wanneer de raad dit voorstel aanhoudt, want men heeft de komende tijd hard nodig om vóór het nieuwe seizoen de te stichten gebouwtjes klaar te krijgen. De heer DIJKSTRA zegt dat de toelichting van wethouder van Zadelhoff wel enkele bezwaren heeft weggenomen. Er blijven echter nog enige punten over Nu de gemeente de eigen belastingheffing vrijwel tot het maximum heeft opgevoerd - men denke aan de hondenbelasting, de rioolbelasting, de vuil nisrechten etc. - is het psychologisch gezien niet het toppunt van tact om vrijwel tegelijkertijd een uitgave te doen van 60.000,die niet direct rendabel kan worden genoemd. Het is namelijk zeer de vraag, of dit bedrag uit de huren geheel zal kunnen worden teruggekregen. Spreker heeft overigens principieel geen bezwaar tegen het door wet houder van Zadelhoff uiteengezette systeem. Wanneer de gemeente zorgt voor de sportaccommodatie, is het logisch dat zij daarin ook betrekt clublokalen, kleedlokalen, kassahokjes e.d. Spreker zou zich in deze echter niet willen beperken tot de veldsportverenigingen,,maar dit systeem willen uitbreiden tot de zaalsportverenigingen. Men steekt een zeer aanzienlijk bedrag in de accommodatie van velden die ten goede komt aan enige takken van sport met een weliswaar groot aantal passieve supporters, doch met een betrekkelijk gering aantal actieve beoefenaars. De zaalsporten hebben daarentegen blij kens de stukken een aanzienlijk aantal actieve beoefenaars, namelijk ongeveer 2000 te Soest. Hier rijst direct de vraag of men, wanneer men de voorge- - stelde -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 161