-19 april 1961 - 111. verbonden; daarbij moeten wij niet uitgaan van de situatie zoals die thans is, maar moeten wij net doen, alsof er te Soesterberg nog geen militair luchtvaartterrein aanwezig is en de minister overweegt daar een luchtvaart terrein te stichten. Er zijn zeer vele bezwaren bij de commissie ingediend, waarvan er slechts heel weinig - spreker gelooft twee of drie - uit de gemeente Soest afko.mstig waren. De meeste bezwaren kwamen uit Huis ter Heide, Bilthoven, Zeist enz. Hetgeen in de pers heeft gestaan is slechts een zeer kort uittreksel van het relaas van de commissie. Dat relaas komt er op neer, dat wanneer er nog geen vliegveld in Soesterberg zou zijn, de commissie tot de minister zou zeggen deze plaats ongeschikt te achten voor militaire luchtvaartterrein in verband met de hinder die daardoor zou worden veroorzaakt. De commissie begrijpt heel goed dat de minister nu niet zal zeggen: Gunst, wij hebben er nooit een gedacht dat het vliegveld bezwaren oplevert; wjj zullen daar nu snel een einde aan maken. Het vliegveld Soesterberg is een militaire noodzaak en dat heeft men te accepteren. Het is echter heel goed mogelijk, dat na verloop van tijd het aantal vliegvelden voor straaljagers beperkt zal worden. De commissie heeft haar afwijzend advies uitgebracht, opdat men, wanneer over een zes, zeven jaar wellicht wordt overgegaan tot vermindering van het aan tal militaire vliegvelden, een beroep kan doen op het thans uitgebrachte advies. Zcude commissie nu zeggen de situatie wel te begrijpen en daarom geen be zwaren naar voren te willen brengen, dan zou men over zes, zeven jaar zijn kans hebben verspeeld. De commissie is tot haar standpunt dus niet gekomen op grond van Soester bezwaren, maar op grond van veel en veel zwaarder wegende bezwaren van buiten Soest. En met de bezwaren van buiten oSoest had men in deze raad geen rekening te houden. Spreker is gaarne bereid het gehele advies van de commissie voor de braadsleden ter inzage te leggen. Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn, dat er geen sprake is geween van enige verdeeldheid in het college van B&W. RONDVRAAG De heer DE BRUIN merkt op dat op 30 november 1959 is begonnen met de bouw van de 72 woningen op de Eng, Nadat rekening was gehouden met een aantal onwerkbare dagen, is vastgesteld dat de bouw klaar moest zijn einde februari 1961. In de tussentijd heeft de betrokken aannemer er nog de bouw van 24 woningen bijgekregen, waardoor de eerste opleveringstermijn met honderd dagen is verschoven, hetgeen neerkomt op een verschuiving naar einde mei. Bestaat er een redelijke kans dat de in totaal 96 woningen ook inderdaad einde mei gereed zullen zijn? De wethouder VAN ZADELHOFF kan de door de heer de Bruin bedoelde data niet precies uit het hoofd noemen. Het lijkt hem daarom beter de heer de Bruin in de volgende vergadering een precies antwoord te geven. Wel zal hjj mededelen dat zich op het ogenblik, speciaal met betrek king tot de bouw van de laatste 24 woningen, vrij grote moeilijkheden voordoen met het verkrijgen van stenen. Een tijdlang zijn slechts 2000 stenen per week aangekomen. Wat dit betreft, doet zich dus force majeure voor. De heer VAN ROOMEN herinnert er aan dat in de vorige, raadsver gadering is gezegd dat spoedig de toen behandelde woningbouw op de Eng ver wacht kon worden. Hebben B&W inmiddels de goedkeuring van gedeputeerde staten ontvangen? Verder dringt hij er op aan spoedig een bestemming te geven aan het perceel van Andriesen in het Soesterveen. De wethouder VAN ZADELHOFF zegt met betrekking tot de eerste vraag van de heer van Roomen dat het wachten is op de goedkeuring van het uitbreidingsplan. Hij heeft vandaag vernomen dat een ambtenaar uit Utrecht bericht heeft ontvangen, dat het uitbreidingsplan is goedgekeurd. - De -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 221