-13 januari 1961 - 12. pij. De gebroeders van Kooy vragen de ontheffing aan voor die petroleum- maatschappij. Intussen blijkt een andere petroleummaatschappij, die oor spronkelijk ter plaatse een pomp had staan, hierover verbolgen te zijn. Spreker neemt aan dat de heer van Boeyen bewerkt is om de grond aan die andere petroleummaatschappij te verkopen. Dat is echter een zaak, die zuiver in de civielrechtelijke sfeer ligt. Wanneer de raad ontheffing ver leent, zijn de gebroeders van Kooy publiekrechtelijk gerechtigd ter plaatse een pomp op te richten. Of zij dat dan ook inderdaad kunnen doen, hangt echter af van de vraag, of zij privaatrechtelijk zeggenschap hebben over de grond. Daar heeft de gemeente niets mee te maken. Wanneer er morgen een ander komt, die hetzelfde vraagt en de zaak ligt precies zo, dan ver leent men aan die ander de ontheffing. Wanneer het zakelijk verantwoord is daar ter plaatse de ontheffing te verlenen, moet de raad dat doen. Wie de ontheffing krijgt, hangt af van wie haar aanvraagt. Wanneer de betrokkenen over de eigendom van de grond gaan twisten, moeten zij dat zelf maar uit zoeken. De gemeente is niet geroepen daarin als rechter te gaan optreden. De heer HILHORST merkt op dat het juist is, zoals de voorzitter het stelt. Hij is echter bang dat als deze oliekoningen beginnen, dat kleine ke - reltje daardoor wordt fijngemalen; Daar gaat het om. Daarom had hij gaarne een schriftelijke bevestiging gezien, dat de betrokkenen inderdaad dat voorlopi pige contract hebben. Hij gelooft dat dit, wanneer het tot een proces komt, van ongemeen groot belang zou zijn. Hij meent dat de betrokkenen de zaak op deze wijze spelen teneinde sterker te komen staan tegenover een zwakke, die de raad heeft verzocht om - rekening houdend met het feit dat hij de eigenaar van de grond is - de ontheffing niet te verlenen. De VOORZITTER zegt dat het verlenen van ontheffing van een hinder wetverordening op geen enkele manier een aanwijzing is voor de eigen dom van of het beschikkingsrecht over grond. Wanneer achteraf zou blijken dat de aanvragers niet de beschikking over de grond hebben, hebben zij aan de ontheffing niets. Er zal dan waarschijnlijk een aanvrage van een andere maatschappij komen. Verder is het een zaak, waar de gemeente zich niet mee moet bemoeien. De raad kan over deze aangelegenheid ook geen oor deel gaan uitspreken, wamt dan zou hij op de plaats van de rechter gaan zitten. Er ligt een aanvrage tot het verlenen van ontheffing van de hinderwet verordening voor. Daarop moet de raad een beslissing nemen. De raad kan de ontheffing weigeren, wanneer de betrokken installatie hinder of gevaar zou opleveren. Als er echter geen zakelijke weigeringsgronden aanwezig zijn, moet de ontheffing worden verleend. Sn dan heeft de raad niet te maken met de vraag wie de eigenaar is. Ook ten opzichte van andere soortgelijl^e aanvragen wordt de raad nooit medegedeeld, of de aanvrager wel de eigenaar van of de beschikker over de betrokken grond is. De heer DIJKSTRA gelooft dat al deze vraagpunten hadden kunnen worden voorkomen, wanneer deze gehele privaatrechtelijke kwestie niet in het voorstel was genoemd. Doordat hierover in het voorstel wel mededelingen zijn gedaan, is een deel van de raad op een dwaalspoor gebracht. De VOOR.ZITTER zegt dat men de desbetreffende alinea in het voorstel moet beschouwen als een nadere verklaring naar aanleiding van hetgeen in de vorige raadsvergadering naar voren is gekomen. Had het college deze mededelingen niet gedaan, dan zou de raad hebben gevraagd, hoe het zit met de kwestie, met het oog waarop het voorstel in de vorige raadsvergadering is aangehouden. Het voor stel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Voorstel inzake het beroepschrift van mevrouw R.Ferwerda-Brons, Helling- weg 1-5, alhier, tegen het weigeren van een bouwvergunning voor een garage op het terrein bij perceel Kellingweg 1-5, alhier. De VOORZITTER zegt dat het college deze bouwvergunning heeft geweigerd in verband met de dakbedekking, die naar de mening van B&W niet voldoet aan de op dat punt te stellen eisen van welstandstoezicht. Het - college -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 24