- 20 Januari 1961,- 17 werken niet noodzakelijk zijn, maar omdat men er geen arbeiders voor had. En iedereen zal het er over eens zijn, dat men, wanneer men zover is, aan verwaarlozing toe is. Spreker vraagt zich af, of men zich in een dergelijke omstandigheid wel gelukkig mag prijzen met het hebben van een sluitende begroting. Hij gelooft dat het werken met een sluitende begroting dan tot ge volg heeft, dat men steeds meer achteropkomt, omdat men uit de normale financiering de noodzakelijke werken niet kan uitvoeren. Men zal zich daar voor dan tot de kapitaaldienst moeten wenden, met alle nadelige gevolgen van dien. De kapitaaldienst vraagt thans een bedrag van meer dan een miljoen Daarvoor komen wat betreft het wegenonderhoud slechts in aanmerking de van Lenneplaan, de Gallenkamp Pelsweg en een gedeelte van de Nieuwstraat, En daarbij dient men zich dan nog te realiseren, dat een gedeelte van de ver betering van de Gallenkamp Pelsweg moet worden toegeschreven aan de rio leringswerkzaamheden aldaar» De wegenverbetering betreft dus slechts een minimaal gedeelte van het grote bedrag, dat voor kapitaalwerken is uitgetrok ken. Bij de vorige begrotingsbehandeling is er op gewezen, dat het tijdig opstel len van uitbreidingsplannen de eerste urgentie heeft. Daarbij is er tevens op gewezen dat alle mogelijkheden moeten worden aangegrepen om de woningbouw in het algemeneen te bevorderen en om de eigen bouwers in deze gemeente de gelegenheid te geven hun werk voort te zetten. Er is toen op aangedrongen om buiten de terreinen die de gemeente zelf bebouwt, ook terreinen voor de par ticuliere bouw geschikt te maken. Met name werd aangedrongen op een wij ziging van het uitbreidingsplan, wat betreft het gebied bij het Kerkpad en rond de oude toren. Thans is men een jaar verder en men kan nog precies dezelfde vragen stellen. Weliswaar heeft men een kleine schets kunnen zien, maar die hield niet verband met hetgeen waarom was gevraagd, doch met de aanleg van riolering. Het college deelt nu wel mede dat opdracht is gegeven voor het laten voorbereiden van een plan, maar het is de vraag of degene die deze opdracht heeft gekregen, in verband met de krapte op de arbeidsmarkt wel tijdig klaar zal zijn. Spreker hoopt dat in deze dit jaar iets tot stand zal ko men. Het is in hoge mate te betreuren, dat men op het ogenblik hiermede precies zover is als een jaar geleden. Hetzelfde geldt voor de voortzetting van de bouw in het algemeen. Het vorig jaar is gezegd dat in 1960 met de bebouwing van het terrein tussen de Dalweg en de Molenstraat zou worden begonnen. Dit is inmiddels niet doorge gaan. Dit object zou een afgerond geheel worden. Daarna zou een volgend object worden aangepakt, waarbij zou worden gezorgd dat dit terrein klaar zou zijn, wanneer met de bouw wordt begonnen. Er is in de raad namelijk tot in den treure op gewezen, dat de wijze van werken te Soest abnormaal duur en economisch volledig onverantwoord is. Spreker betreurt het daarom buiten gewoon - hij neemt aan dat het antwoord van B&W door het gehele college wordt onderschreven - dat de wethouder van financié'n heeft ingestemd met het omtrent dit punt aan de raad thans gegeven antwoord, dat inhoudt dat de huidige wijze van werken de beste is en dat een andere manier renteverlies betekent, In verband echter met de waardedaling van de gulden zal geen enkele zakenman vandaag spijt hebben van de werkzaamheden, die op het ogenblik voltooid moe ten zijn, maar die hij een paar jaar geleden reeds heeft laten uitvoeren. Ten gevolge van de waardedaling van de gulden en de daardoor gestegen loon- en materiaalkosten zijn degenen die op tijd werken hebben laten uitvoeren, ver voor op degenen die indertijd geen renteverlies hebben durven nemen. Dat de gemeente het standpunt van de laatsten inneemt, heeft ernstige financiële consequenties. Tegen een winst aan rente van 3, 4% staat naar sprekers overtuiging een stijging van de kosten van wel 10%. Had men de kwestie zake lijk bekeken, dan was. z,i. het thans gegeven antwoord achterwege gebleven. - Uit -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 34