-20 januari 1961 -
De heer HOM vraagt of met de betrokken slagers geen contact kan
worden opgenomen, opdat deze wijze van verveer niet meer voorkomt.
Het gaat hier om de hygiëne.
De VOORZITTER gelooft wel dat het verstandig is, nu deze kwestie
uit de raad - dus uit de burgerij - naar voren is gekomen, de betrokken
slagers op de hoogte te brengen van het feit, dat deze wijze van vervoer
door de burgerij bepaald niet wordt gewaardeerd.
Gemeentelijk woningbedrijf.
De heer DIJKSTRA merkt op dat de raad is medegedeeld, dat de
hoop bestaat het plan van de heer van Embden voor 550 woningen snel,
namelijk in 1961 en 1962, uit te voeren. Wordt dit niet getorpedeerd door
de miserabel geringe toewijzing van woningen, die de gemeente voor
1961 heeft gekregen?
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat het college alle krachten
zal moeten aanwenden om in Utrecht te bereiken niet alleen dat de toe
wijzing van de woningwetwoningen binnenkomt, maar ook dat daarmede
gelijke tred houdt de toewijzing van premiewoningen in de A-klasse, zowel
voor verkoop als voor verhuur. Veel meer kan hij hierover niet zeggen,
daar eerst gisteren het woningcontingent bekend is geworden. Uit de cij
fers valt echter af te leiden dat de toewijzing van premiewoningen daar niet
veel van zal afwijken.
Mevrouw POLET-Musler vraagt naar aanleiding van hetgeen de wet
houder bij de algemene beschouwingen heeft medegedeeld, of het college
bij de woningbouwverenigingen er op zal aandringen om plannen voor de
bouw van premiewoningen in te zenden*
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat het college de woningbouw
verenigingen zal attenderen op de mogelijkheid tot het verkrijgen van bouw
volume uit de pot van de 5000 premiewoningen die voor de woningbouw
verenigingen zijn gereserveerd. Naar aanleiding van een hieromtrent bij
de heer Klarenbeek gebleken misverstand zegt spreker dat dit zuiver huur
woningen betreft. Bevordering van eigen woningbezit heeft hierd dus niets
mede te maken.
De heer KLARENBEEK merkt op dat het niet nodig is contact met
de woningbouwverenigingen hierover op te nemen, daar deze zelf reeds
stappen ten aanzien van de onderhavige materie hebben ondernomen.
De heer ELBERTSE verzoekt om, zodra de gegevens omtrent het
bouwvolume voor Soest officieel bekend zijn - hij heeft begrepen dat dit
thans nog niet het geval is -, een gecombineerde vergadering van de com
missie grondbedrijf en de commissie openbare werken te beleggen, ten
einde een standpunt te bepalen inzake de wijze waarop de toewijzing voor
1961, zowel in de woningwet— als in de premiesector, het beste kan worden
gerealiseerd. Dit is een bijzonder belangrijk punt, ook in verband met het
voornemen om de bouwverenigingen te stimuleren mede te doen om tot
vergroting van het contingent te komen.
De wethouder VAN ZADELHOFF merkt op dat de heer Eibertse hier
een verschrikkelijk moeilijk punt aansnijdt. Waarschijnlijk zal niet ieder
raadslid begrijpen hetgeen de heer Elbertse bedoelt. Er is een zeker volume
voor de huur-premiewoningen voor de gemeente Soest. Het college zou in
wezen het liefst hebben dat dit volume wordt gegeven aan de aannemer die
met de gemeente samen gaat bouwen. Er zijn echter ook nog andere aanne
mers die een object willen realiseren, waarin huur-A-woningen zitten.
Nu bedoelt de heer Elbertse: Als de gemeente aan deze mensen de grond
want die heeft de gemeente in handen - niet verkoopt, komt het bouwvolume
automatisch bij de met de gemeente samenwerkende aannemer terecht.
Spreker vraagt zich echter af, of een dergelijke handelwijze wel juist zou
zijn. Hij zou wel eens willen horen, hoe de raad hiertegenover staat.
- De -