28 februari 1962.
De raad kan ervan overtuigd zijn dat het college loyaal
de bedoelingen van de raad zal trachten uit te voeren. De gemeente
heeft echter de medewerking van twee instanties nodig: zowel gede
puteerde staten als de spoorwegen. Er behoeft slechts één van deze
instanties geen medewerking te verlenen, en de zaak mislukt. Het
bovenstaande lijkt spreker echter het beste.
De heer VERSTEIJNE: Dit is dus eigenlijk geen con
creet voorstel, maar een toezegging.
De VOORZITTER.: Het is dus niet een voorstel van het
college. Ik probeer echter een voorstel te formuleren, dat overeen
komt met de bedoelingen van de raad. Het geformuleerde voorstel
betreft een poging om uitgaande van het standpunt van de raad in ieder
geval de meest goedkope oplossing te verkrijgen. Het betreft hier dus
wel een voorstel, maar een voorstel waar het college tegen is.
De heer DE BRUIN: Dat voorstel is dus met algemene
stemmen aangenomen?
De VOORZITTER: Neen. Daar gaan wij over stemmen.
De wethouder VAN ZADELHOFF: Ik verlang zelfs stem
ming
Hierop brengt de voorzitter het door hem geformuleerde
voorstel in stemming, waarna het wordt aangenomen met 14 tegen 4
stemmen
Voor hebben gestemd de leden: mevrouw Muurling-
Voorthuis, Pieren, Brouwer, Hilhorst, Grift, de Bruin, van Roomen,
Klarenbeek, Hom, Elbertse, D. de Haan, van den Arend, Dijkstra
en mevrouw van Goor-Cleton.
Tegen hebben gestemd de leden: Oranje, van Zadelhoff,
Versteijne en K. de Haan.
(Tijdens deze stemming merkte de heer HILHORST op
voor het voorstel te zijn, maar met betrekking tot de financiële con
sequenties erop te willen wijzen, dat dit voorstel inhoudt, dat de
door het college gedachte parallelweg langs de spoorlijn tussen de
Talmalaan en Dalweg niet behoeft te worden aangelegd, zodat de fi
nanciële consequenties niet zo zijn als wethouder van Zadelhoff het
heeft voorgesteld).
De VOORZITTER sluit, te 21.30 uur, de vergadering.
Aldus vastgesteld op 16 mei 1962.
De Secretaris, De Burgemeester
- 100 -