18 april 1962
;en
Laat men afwachten en zich niet verdiepen in een principieel
besluit over mogelijke toestanden. Het zou niet juist zijn, daar
mee zijn tijd te verdoen.
De heer DIJKSTRA zegt dat de opstellers van het ver
zoek kennelijk het oog hadden op de mogelijkheid eerder te wor
den geholpen. Zij droegen ongetwijfeld kennis van het laatste
gewijzigde ontwerp van wet, dat in de mogelijkheid voorziet
ook die kerken en zelfstandige gemeenten voor de rijkspremie
in aanmerking te doen komen, die na 1 januari 1961 krachtens
een gemeentelijke regeling een premie hebben ontvangen, mits
zij zich bereid verklaren de van de gemeente of provincie ont
vangen premie te restitueren. Die mogelijkheid is in het wets
ontwerp al ingebouwd. Men kan hier niet spreken van een spe
culatie in het ongerijmde, ins Blaue hinein, omdat vele ge
meenten in Nederland, grote en kleine, een dergelijke regeling
tussen 1956 en vandaag in het leven hebben geroepen.
Spreker maakt echter uit de woorden van de voorzit
ter op, dat deze niet afwijzend staat tegenover een nieuw ver
zoek in het geval dat de wet onverhoopt zeer veel later tot stand
zou komen of dermate zou worden geamendeerd, dat zij min
der goed hanteerbaar blijkt.
De heer HOM zegt dat ook zijn fractie grote aandacht
aan dit voorstel heeft geschonken. Daar uit de toelichting blijkt
dat de gelden die thans voor dit doel worden gegeven, niet wor
den vergoed door het rijk, sluit spreker zich aan bij het advies
van burgemeester en wethouders.. De mensen van het betrokken
kerkgenootschap meenden, dat de gemeente het geld zou terug
krijgen. Zo nodig hebben zij altijd later nog de gelegenheid bij
de gemeente aan te kloppen.
De heer DIJKSTRA zegt dat artikel 12, lid 2, uit het
laatste ontwerp van wet als volgt luidt:
"Is bij de inwerkingtreding van deze wet reeds een
andere bijdrage, als bedoeld in het vorige lid, verstrekt, dan
wordt deze in mindering gebracht op de krachtens deze wet
verstrekte premie. Deze bepaling vindt geen toepassing, inge
val de bijdrage is verstrekt onder de voorwaarde, dat zij moet
worden teruggestort, indien het kerkgenootschap - of in het ge
val bedoeld in artikel 9, het rechtspersoonlijkheid bezittend
genootschap - ter zake van de stichting van het kerkgebouw
aanspraak heeft op een premie krachtens de wet
Indien dus de gemeente X krachtens een gemeentelijke
regeling na 1 januari 1961 uitkeert en de ontvangen instantie
zich heeft bereid verklaard wat zij van de gemeente krijgt te
restitueren, krijgt zij, als de wet van kracht wordt, de volle
rijkspremie en restitueert zij hetgeen zij van te voren heeft
genoten aan de gemeente Dit is dus inderdaad een in de wet
ingebouwde mogelijkheid, mits de aanvragende kerk zich schrif
telijk bereid verklaart tot restitutie als de rijksregeling afkomt.
De VOORZITTER erkent dat de heer Dijkstra gelijk
heeft. In het wetsontwerp wordt toegestaan dat een gemeente de
bijdrage die zij geeft, terugkrijgt en dat deze niet wordt afge
trokken van het rijkssubsidie Dit geldt natuurlijk onder het
voorbehoud, dat het wetsontwerp in deze vormwet wordt De
restrictie die de heer Dijkstra voorheen heeft gemaakt, moet
spreker nu naar de andere kant maken.
Daarom lijkt het hem juister te beslissen conform
het voorstel. Als mocht blijken dat de wet te lang op zich
laat wachten, zodat de kerk in moeilijkheden komt, dan kan
het bestuur zich nogmaals tot de raad wenden De raad zal
- 119 -