26 januari 1962 er wel aan alle kanten op dient te wijzen, wat achterwege gelaten moet worden om tot een sluitende begroting te komen. Wanneer dit ook wordt gedaan door de andere gemeenten in den lande, die met dezelfde moeilijkheid kampen - en dat zijn er vele - dan is spreker er van overtuigd, dat in zijn algemeenheid kan worden aangetoond, dat de nieuwe verhoudingen nog niet geheel bevredi gend zijn Naar sprekers gevoel gaat het betoog van de heer Pieren een klein beetje over de hoofden van burgemeester en wethouders heen naar Den Haag. De heer Pieren fungeert enigszins als een verlengstuk van zijn parijdie in de Kamer oppositie voert. Het zal echter niet de bedoeling van de heer Pieren zijn op gemeente lijk niveau de discussies te herhalen, die in de Kamer thuishoren. Spreker is het met de heer Pieren bepaald niet eens, wan neer deze het behandelen van de gemeentebegroting als slechts een formaliteit ziet. De lengte van de door de heer Pieren gehou den algemene beschouwingen zijn daar op zichzelf al mede in te genspraak. De nieuwe wet dwingt integendeel de gemeente de be groting met nog meer zorg samen te stellen dan in het verleden al is geschied Ten slotte zij er op gewezen, dat een opvoering van de uitgaven - en dat geldt zowel voor de gemeentelijke als voor de landssfeer - uiteindelijk haar uitdrukking zal moeten vinden in verhoging van de belastingdruk. Ook met het oog daarop dient men zichzelf enige beperking en beheersing op te leggen. De wethouder K. DE HAAN dankt de raadsleden voor het in het college gestelde vertrouwen, voor de prettige samenwerking en vooral voor het in het afgelopen jaar getoonde medeleven met zijn gezin. Wat betreft de uitgaven voor het onderwijs, zegt spreker dat de gemeente de eerste paar jaar wel zal uitkomen met de be dragen die daarvoor staan. Uit de statistieken van de afgelopen jaren blijkt, dat Soest zich in deze beweegt rond het landsgemid- delde Daarop zijn waarschijnlijk ook de bijdragen ongeveer gebas- seerd. Er is dus een redelijke kans dat de gemeente daar voors hands mee uit zal komen. De uitkering voor de sociale zorg houdt inderdaad verband met de in vroegere jaren op dit gebied gedane uitgaven. In deze speelt echter weer een rol dat in enkele sectoren gemeentelijke uitgaven zijn overgenomen door het rijk. Eerst is gekomen de al gemene Ouderdomswet en in oktober 1959 is tot stand gekomen de algemene weduwen- en wezenwet. Beide wetten hebben een gunstige invloed gehad op de uitgaven van de dienst van maatschappelijke zorg. Vandaar dat het niet onwaarschijnlijk is, dat men nog wel even zal kunnen doorgaan op het huidige peil. Het is merkwaardig dat de uitgaven voor de maatschappelijke zorg zich een aantal ja ren rond de 6, -- per inwoner en daar even boven hebben bewo gen. Spreker is het er echter volledig mee eens, dat de kwestie van de huisvesting van de bejaarden alsmede de stijging van de verpleeg- en pensionprijzen in deze een belangrijk woordje zullen gaan meespreken. In dit verband merkt hij op tamelijk bezwaar te hebben tegen het beleid van de provincie. Deze hanteert aan de ene kant haar verordening op de verpleeg- en verzorgingstehuizen bij zonder stringent, hetgeen tot gevolg heeft dat bepaalde tehuizen öf grote investeringen moeten doen óf moeten sluiten. Aan de andere kant blijkt de provincie voor de gemeenten geen compensatie te kunnen vinden om in redelijke mate daartegenover verzorgings huizen voor bejaarden te stichten. - 43 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1962 | | pagina 45