21 februari 1962 34. Voorstel tot het verlengen van de ontruimingstermijn van de onbe woonbaar verklaarde woning Soesterbergsestraat 133a. De heer HILHORST zegt te begrijpen dat het in verband met de stand van de woningbouw praktisch onmogelijk is de voor gestelde verlenging niet te verlenen. Uit het rapport van gemeente werken blijkt duidelijk, dat de urgentie groot is. Daar de bewoner van dit huis een ernstige astma-patiënt is, doet spreker een beroep op het college te voorkomen dat deze verlenging langer duurt dan strikt noodzakelijk is en dat er in ieder geval voor de winter een behoorlijke woonruimte voor deze mensen beschikbaar komt. De heer ELBERTSE sluit zich bij de woorden van de heer Hilhorst aan en verzoekt met klem om, wanneer niet zo spoedig nieuwbouw beschikbaar komt, dit gezin door opschuiving te helpen. Mevrouw MUURLING-Voorthuis zou de term "zo spoe dig mogelijk" wat nader gepreciseerd willen zien. De VOORZITTER wijst er op dat uit het voorstel de ver lenging vast te stellen op zes maanden reeds blijkt dat het college de urgentie van dit geval heeft ingezien. Gewoonlijk geldt een ver lengingstermijn van een jaar Het college hoopt dat vóór 28 augustus de huizenbouw op de Eng zover gevorderd zal zijn, dat dit gezin aan een woning kan worden geholpen. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen 35. Voorstel tot het verlenen van voorschotten voor het jaar 1962 aan diverse schoolbesturen en wel: a. als bedoeld in artikel 75, 4e lid, van de Kleuteronderwijswet; b. als bedoeld in artikel 103, 6e lid, der Lager-onderwijswet 1920; c. als bedoeld in artikel 35, lid 6, van het besluit b.l.o. 1949; d. als bedoeld in artikel 101 bis der Lager-onderwijswet 1920. Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder dis cussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 36. Voorstel tot onttrekking van een gedeelte van de Talmalaan aan het openbaar verkeer. De VOORZITTER deelt mede dat de commissie van openbare werken van mening is dat het in verband met de toekom stige bebouwing op de Eng alleszins nodig is te achten, dat de over weg in de Molenstraat wordt beveiligd door AHO B s 1in plaats van A.K I.'s Spreker heeft naar aanleiding van deze opmerking in de commissie van openbare werken nog een onderhoud gehad met functionarissen van de Nederlandsche Spoorwegen. Deze waren met hem van mening, dat wanneer het verkeer over de Molenstraat door de bebouwing van de Eng zo intensief wordt dat beveiliging door halve overwegbomen in plaats van met een knipper lichtinstal latie nodig wordt, de overwegbomen er zullen komen zonder dat de gemeente in de kosten behoeft bij te dragen. Wanneer men nu de halve overwegbomen zou willen laten aanbrengen, terwijl het nog niet strikt noodzakelijk is, vooruitlopend op een te verwachten verkeerssituatie, dan zouden N S. een financiële tegenprestatie van de gemeente verwachten. Zou in het eerstgenoemde geval ver breding van de overweg noodzakelijk zijn, dan zouden N.S. even eens een bijdrage van de gemeente verlangen. Spreker merkt op, dat het niet de spoorwegen zijn, maar dat het het ministerie van verkeer en waterstaat is dat be paalt welke overwegen van een bepaalde beveiliging moeten worden voorzien. Mocht het verkeer over de overweg in de Molenstraat zo automatische halve overwegbomen automatische knipper lichtinstallaties - 67 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1962 | | pagina 70