28 februari 1962.
ministerie de zaak van de overwegen niet dogmatisch behandelt. Men
heeft wel algemene richtlijnen, doch iedere situatie wordt uiteinde
lijk toch op zichzelf bekeken. De tellingen en het verkeersonderzoek
met betrekking tot de Kolonieweg hebben uitgewezen, dat het niet
verantwoord zou zijn daar halve overwegbomen voor te schrijven.
Met betrekking tot de Talmalaan ligt de zaak anders, omdat het
daar een overweg betreft, die vlak bij een halte van de spoorwegen
is gelegen. Degenen die voor deze overweg moeten wachten, zien
een stilstaande trein als de knipperlichten in werking worden ge
steld. Een automatische knipperlicht- of halve-bomeninstallatie
wordt namelijk in werking gesteld, voordat de trein in beweging is.
Indien bij de Talmalaan knipperlichten worden aangebracht, bestaat
het gevaar dat de mensen, omdat de trein nog stilstaat, toch over
steken. Met het oog daarop wenst het ministerie in een dergelijke
situatie - zelfs wanneer het overwegen betreft die van uitermate
klein belang zijn - geen knipperlichtinstallatie maar halve overweg
bomen, omdat het publiek daar een barrière op zijn weg nodig heeft.
De spoorwegen hebben het college medegedeeld, dat de
lijn Den Dolder-Baarn uit een oogpunt van snelheid en frequentie
- zowel van de lijn zelf als van de overwegen - niet van zodanig be
lang is, dat ze voorzien moet worden van een automatische beveili
ging. Omdat echter de lijnen Utrecht-Amersfoort en Amsterdam-
Amersfoort wel van automatische blokbeveiliging worden voorzien,
wil men om een afgerond geheel te verkrijgen, ook de lijn Den Dol
der-Baarn daarin opnemen. Dit bespaart de spoorwegen geen man
kracht, maar kost de spoorwegen ongeveer 800.000,--.
In het vooroverleg hierover met het gemeentebestuur
is men van de zijde van het ministerie en ook van de spoorwegen ge
komen met het voorstel de Talmalaan van halve overwegbomen en
de Dalweg van een knipperlichtinstallatie te voorzien. Het college
heeft daarop naar voren gebracht, dat de Dalweg volgens het struc
tuurplan een belangrijke doorgaande brede weg zal worden, zodat
het voor deze weg gaarne halve overwegbomen en een bredere over
weg zou zien aangebracht. De spoorwegen hebben gezegd dit hele
maal voor de gemeente in orde te willen maken, indien dit werd ge
compenseerd door afsluiting van de Talmalaan. Deze laatste over
weg ligt op slechts 180 m. van de overweg in de Dalweg en een nog
kleiner aantal meters van de overweg in de Rijksstraatweg. Daar
om meent het college dat de overweg in de Talmalaan niet zo belang
rijk is. Wanneer men werkt aan de toekomstige structuur van Soest,
moet men er zorg voor dragen slechts enige goed geoutilleerde over
gangen van hoofdverkeerswegen over de spoorlijn te krijgen en de
kleinere overwegen - die toch altijd gevaarpunten vormen - op te hef
fen. Dit is het standpunt van het college en op grond daarvan is het
met het voorstel van de spoorwegen akkoord gegaan.
In de vorige vergadering zijn ook nog de tussenliggende,
particuliere overwegen ter sprake geweest. Dit zijn overwegen die
privaatrechtelijk zijn krachtens een acte van erfdienstbaarheid. Het
stukje van de spoorlijn is het lijdende erf en een perceel op de Eng
het heersende erf. De eigenaar van het heersende erf heeft het recht
om van zijn heersend erf via het lijdend erf naar de Rijksstraatweg
te gaan. Wanneer de Eng zijn toekomstige vorm zal krijgen, zullen
al deze kleine overwegjes vanzelf worden opgeheven.
In de vorige vergadering heeft het college medegedeeld,
dat volgens de globale begroting - men had toen bij de spoorwegen
nog niet een uitgewerkte begroting - de gemeente een bedrag van
75 000, -- bij zou moeten betalen, indien men de Talmalaan open
wil houden en aan de Dalweg de daar met het oog op de toekomst