18 december 1963.
De juiste oplossing daarvoor weet het college nog niet, maar de raad zal daarover
t.z.t. wel meer horen.
Mevrouw POLET-Musler: Al die moeite en kosten is dus voor niets ge
weest'.
De heer HILHORST merkt op zich er goed van bewust te zijn, dat wat
hij nu gaat zeggen geen enkele wijziging brengt in het besluit in het algemeen. Het
houdt dus ook niet de mogelijkheid in, zelfs al zou de raad het willen, om een an
der besluit te nemen als door het college wordt voorgesteld.
Met opzet heeft spreker al gewezen op de consequenties van deze loons
verhoging. Hij heeft toen echt niet de bedoeling gehad om alleen te wijzen op het
effect daarvan voor de laagst gesalarieerden, wat netto zal neerkomen op nog geen
tien gulden per week. Hij heeft bedoeld te zeggen dat hij het onjuist vindt, dat men
niet besluit die verhogingen te beperken tot een zekere weistandsgrens. De nu ge
volgde methode houdt in, dat de laagst gesalarieerden, voor wat hun uitgaven aan
eerste levensbehoeften betreft, in een nog wat slechtere positie zullen komen te
verkeren dan vóór de verhoging. Dat is een groot bezwaar. De concurrentieposi
tie komt langzaam maar zeker in het geding, met alle gevolgen van dien.
Hoewel de raad geen enkele bemoeil'ng heeft met de loonpolitiek, wil
spreker in het openbaar zijn bezorgdheid uiten over deze wijze van optrek. Hij
hoopt dat degenen, die hierover hebben te beslissen, in de toekomst eens zullen
overwegen of men werkelijk op de goede weg is. Want nu ontstaat er een steeds
grotere sociale verwijdering tussen de hoger gesalarieerden en hen, wier inko
men slechts min of meer toereikend is voor het bekostigen van de eerste levens
behoeften.
De VOORZITTER wijst erop dat het gesprek over de lonen nu op een
ander vlak dreigt te komen dan gebruikelijk is in de gemeenteraad. Dat wil natuur
lijk niet zeggen dat de raad, als straks de wijziging van de salarisverhoging aan
de orde komt, niet het recht zou hebben hierover te spreken. Onlangs is echter
een zeer duidelijke uiteenzetting gegeven over de noodzaak tot het optrekken van
de lonen. Daaraan lagen twee motieven ten grondslag. Het eerste motief betrof
de poging om de zwarte lonen ongedaan te maken, het tweede motief was een
reê'le verbetering van het inkomen te verkrijgen, dat na aftrek van alle mogelijke
lasten ten slotte overblijft. Of het tweede doel zal worden bereikt, is in verband
met de stijging van alle mogelijke kosten inderdaad aan twijfel onderhevig. Maar
de vakverenigingen, die zich sinds enkele jaren hebben neergelegd bij de deni
vellering, achten thans niet het tijdstip aanwezig om daarop terug te komen. In
dat opzicht verschilt het standpunt van de heer Hilhorst met datgene wat in de
vakbonden leeft en ook het college kan dit standpunt niet geheel delen.
De heer PIEREN merkt bij "Staat van uit te voeren werken" (blz.70)
op, dat in de afdeling de vraag is gesteld, of het niet gewenst is het onderkomen
van de brandweer te Soesterberg te verbeteren, nu een poederaanhangwagen is
aangeschaft. Het college heeft daarop geantwoord: "Aan de brandweerkazerne te
Soesterberg is reeds een voorziening getroffen om de nieuwe poederaanhangwa
gen te kunnen onderbrengen." Het is spreker echter gebleken, dat deze voorzie
ning nog niet is getroffen.
De VOORZITTER zegt dat er sprake moet zijn van een misverstand,
want dit antwoord is onjuist.
De heer PIEREN: Gebeurt het nu wel spoedig?
De VOORZITTER: Het zal zo gauw mogelijk gebeuren.
De begroting van het bedrijf gemeentewerken wordt zonder hoofdelijke-
stemming vastgesteld.
Gemeentelijk Grondbedrijf.
De heer PIEREN stelt, terugkomend op het gisteren genomen besluit
voor het verlenen van een eventuele machtiging met betrekking tot de affaire-
Lubbers, de vraag wat nu waar is van de geruchten, dat de gemeente al in hoger
beroep zou zijn gegaan. Spreker heeft van bepaalde zijde vernomen, dat de ge
meente reeds in hoger beroep is gegaan. Ook de heer Hilhorst heeft hier giste
ren met nadruk naar gei'nformeerd
- 229 -