1963
30 januari 1963.
De wethouder VAN ZADELHOFF: Voor 1962 bedroeg bet contingent
ten dus 66 woningen. Dat staat inderdaad niet in de aanbiedingsbrief. Over de ande-
rerga- re positie die men als raadslid zou hebben, wil spreker niet veel zeggen. Hij
gelooft echter dat de zaak als volgt is. Het college komt met een voorstel. Uit
eindelijk moet echter de raad het besluit nemen. De instelling van een raadslid
hoe- met betrekking tot een voorstel van het college moet eigenlijk dezelfde zijn als
d be- die van het college, namelijk de materie kritisch bekijken. Uiteindelijk neemt
de raad een bepaald voorstel aan. Een raadslid moet daarom niet negatief, maar
stel- positief tegenover een voorstel van het college staan, met alle kritiek die hij op
heer grond van zijn inzichten eventueel meent te moeten hebben,
dat De wethouder DE HAAN zegt dat ten aanzien van de huisvesting van
is be- bejaarden in de praktijk is gebleken, dat indertijd te veel is uitgegaan van het
rweg verschil tussen de bewoners van een bejaardenwoning en die van een pensionte-
cie huis Daartussenin zag men niets In vele steden is men inmiddels overgegaan
den. tot het verzorgen van maaltijden voor bejaarden in bejaardenwoningen. Een uit-
uur- gestrekte gemeente als Soest leent zich daar niet voor. Daarom is hier een tus-
le senvorm gewnden door het plan om bij het pensiontehuis een bejaardenflat te
Lelst. stichten. Daardoor heeft men de mogelijkheid vanuit het pensiontehuis voor war-
nt rae maaltijden voor de bejaarden in de flatjes te zorgen enz Ook ten aanzien
recht- van de gezinsverzorging heeft men op deze wijze meer mogelijkheden. De ont-
ijkhe- wikkeling naar meer bejaardenwoningen bij een pensiontehuis is mede veroor-
;ede- zaakt door de langzamerhand zeer hoog geworden pensionprijzenDaardoor
leente trachten de bejaarden met een bescheiden inkomen zo lang mogelijk buiten een
a.n had. pensiontehuis te blijven. De centrale, die de bouw van het bejaardencentrum
Lijke voorbereidt, heeft met deze nieuwe inzichten bij andere projecten reeds reke-
te i ning gehouden.
ale De heer HILHORST zegt met zijn opmerking over de theoretische
in het opstelling van feiten door de heer van Zadelhoff mede te hebben gedoeld op de
i het urgentie van het aanleggen van een andere rijksweg. Daar heeft hij geen ant
en woord op gekregen. Wanneer het college van deze urgentie overtuigd is, wil het
eeft in dan stappen ondernemen, dat het nieuwe tracé zo spoedig mogelijk komt vast te
g niet staan en wordt gerealiseerd? Dit is ook noodzakelijk met het oog op de daarme-
pro- de verbandhoudende agrarische belangen.
De heer ORANJE zegt het met het laatste betoog van de heer van
rden- I Zadelhoff volkomen eens te zijn. De leden van het college zijn de vertrouwens-
dan I lieden van de raad. Het is uiteraard de taak van de raad zoveel mogelijk met
ran de het college samen te werken. Omgekeerd is het een volkomen natuurlijke zaak
Spre- I - dit is overal in den lande en ook hier het geval - dat er tussen college en raad
grond een zekere spanning bestaat. Dat is gezond. Het college staat tengevolge van de
Ltie door hem verrichte voorbereidingen dichter bij de te behandelen zaken, heeft
iwo- meer gelegenheid tot oriëntering en kan zich in de zaken meer verdiepen dan de
kt, dat raadsleden. De raadsleden zijn voor het grootste gedeelte aangewezen op de
willen voorlichting van het college Het is dan psychologisch volkomen vanzelfsprekend,
dat dit in de hand werkt het ontstaan van de hoop bij het college, dat de raad een
teken bepaald voorstel zonder meer zal aanvaarden. En dat is nu net het punt, waarop
mingen, men als raadslid een beetje voorzichtig moet zijn. Dat betekent geenszins wan-
oon- trouwen tegenover het college Het betekent evenmin een gebrek aan goede wil
wik- tot samenwerking. Het is alleen een kwestie van oplettendheid, die je misschien
wel eens eerder de vinger doet opsteken dan je in andere gevallen zou hebben
jk in gedaan. En in dat verband is de positie van een raadslid een andere dan die van
Leente een lid van het college binnen deze vergadering.
Mevrouw POLET-Musler zegt over deze zaak haar mond te hebben
gehouden, maar nu wordt het haar toch echt een beetje te bar. In het verleden
i ook is eens betoogd, dat de V.V.D. met de P.v.d.A. een programpartij is. Wan
neer een lid van de V.V.D. of een lid van de P.v.d.A, zitting neemt in een col
lege van burgemeester en wethouders, dan zit hij daar niet krachtens een socia
le status of de plaats die hij in de maatschappij inneemt. Het laatste is het ge-
- 27 -