30 januari 1963.
grijpt dat de betrekkelijk kleine Utrechtse Heuvelrug niet veel recreatie uit het
westen des lands kan opvangen.
De bedoeling is dus dat de huidige bedrijven, voor zover zij vol-
do en, mogen blijven staan, maar mogelijkheid voor nieuwe bedrijven is er in
het geheel niet. Het is misschien een streep door de rekening van enige bedrij
ven, die gehoopt hadden zich te kunnen uitbreiden.
De gemeente moet een voorbeeld geven en, waar zij particulieren
beperkt in mogelijkheden, ook zichzelf beperken. Uiteindelijk moet zij dit stuk
gemeenteterrein in overeenstemming brengen met de richtlijnen van de grond
gedachte van het streekplan, de Utrechtse Heuvelrug. Op dit terrein zal het na
deel voor de middenstand betekenen, maar er staan voordelen tegenover. De
middenstand zal zich voortdurend moeten aanpassen aan de omstandigheden.
Spreker kan zich voorstellen dat de Utrechtse Heuvelrug straks de mogelijkheid
biedt een graantje mee te pikken. Hetzelfde geldt met betrekking tot het te ver
wachten verhoogde bezoek aan het natuurbad en het kampeerterrein van de pad
vinder s
Het zou niet juist zijn op grond van de belangen van enkele midden
standers een planologisch beleid te voeren, tegenstrijdig aan het algemeen be
lang.
De heer HOM zou ermede akkoord kunnen gaan, wanneer niet tot
uitbreiding zou kunnen worden overgegaan en de toestand dus zou blijven zoals
hij nu is. Maar waarom moet het kamp helemaal weg? Verscheidene zaken
hebben de hele zomer aan het kamp kunnen leveren.
De VOORZITTER wijst er op, dat zij toch leveren aan het andere
kamp. Zij hebben geprofiteerd van de uitbreiding.
De heer HOM vraagt of het kamp nadeel geeft en of er zoveel klach
ten zijn dat het per se weg moet.
De VOORZITTER zegt dat het geen financieel nadeel geeft, maar
dat natuurterreinen open behoren te zijn voor iedereen. Ineenlopende natuurter
reinen worden door het kamp afgesneden en er moet rekening worden gehouden
met de jaarlijks enorm toenemende dagrecreatie. De verblijfsrecreatie zal ge
kapt moeten worden; anders blijft er niets van de natuur over.
De heer HOM: Het is maar een betrekkelijk klein stuk.
De VOORZITTER stemt dit toe, maar wijst er op dat de uitstra
ling veel groter is
De heer HOM vraagt of de beslissing in de raad komt.
De VOORZITTER: Neen. Op het ogenblik wordt het, zij het in
verminderde vorm, voortgezet, eigenlijk om de mensen in staat te stellen zich
er op voor te bereiden. Als vandaag zou worden voorgesteld, het kampeerter
rein Soestduinen in 1963 niet meer te exploiteren, zou het vallen als een donder
slag uit een heldere hemel.
De heer HOM zegt de noodzaak ervan niet in te zien.
De VOORZITTER wijst er op dat het conform is aan de algemene
richtlijn van het streekplan. Dit is in opzet als juist aanvaard en dan moet men
er ook aan medewerken om het te realiseren.
De wethouder VAN ZADELHOFF kan zich de bezorgdheid van de
heer Hom wel voorstellen. Voor de daar gevestigde bedrijven zal het natuurlijk
op den duur een verlaging van de omzet betekenen, maar ze zijn aantrekkelijk
gelegen en zullen, in verband met het drukker wordende verkeer, hun omzet
wel weer zien stijgen.
Alles wat er staat, staat er eigenlijk clandestien, want het terrein
is in het uitbreidingsplan niet als kampeerterrein of als terrein voor zomerhuis
jes aangewezen. Dan zou de zomerhuisjes verordening gelden, die bepaalt dat de
huisjes 50 meter uit elkander en 25 meter van de grens moeten liggen. Volgens
deze bepaling zou een terrein van een hectare met vier huisjes reeds vol zijn.
Het is duidelijk dat de gemeente tegenover de provinciale overheid uitermate
zwak staat