12 juni 1963. erfpacht samenhing met de politieke kleur van een gemeente. Na de oorlog was dat niet meer het geval. Toen is men tot erfpacht overgegaan, ten einde de prijs van de woningen - maar dat is eigenlijk een zekere misleiding - zo laag mogelijk te houden In het onderhavige geval is de grond reeds verkocht en kan men niet achteraf de voorwaarde gaan stellen, dat hij niet in erfpacht mag worden uit gegeven. Wat op dit punt in de toekomst moet gebeuren, is een zaak voor de ge hele raad. Deze kan hierover echter pas oordelen, wanneer het college - hetzij op verlangen van de raad, hetzij eigener beweging - met een rapport daarover komt. Dan kan de raad voor de toekomst al dan niet tot erfpacht besluiten. Waaraan de lange tijd tussen het besluit van gedeputeerde staten en dat van het college heeft gelegen, weet spreker niet. Het maakt echter niet veel uit, want de gemeente krijgt toch de rente vergoed. Hoe men met betrekking tot de rentevergoeding aan de datum van 4 juli is gekomen, kan spreker op het moment niet zeggen. Had de gemeente de zaak scherp gesteld, dan had deze datum nog wel een maand eerder kunnen wor den gesteld. Vermoedelijk houdt een en ander verband met het feit, dat er nogal wat wrijvingen waren tussen de verschillende ondernemers die op de Eng hun portie uit het totale quotum wilden hebben. Het is echter geenszins ongebruikelijk een rentevergoeding te vragen, voordat de raad een besluit heeft genomen. Er zijn verschillende gemeenten, waar men om optie op grond te verkrijgen, onmid dellijk rentevergoeding moet betalen. Dat is eigenlijk ook volkomen logisch. Spre ker gelooft dan ook niet dat men het college kan verwijten - hij weet overigens niet, of de heer de Bruin het als een verwijt heeft bedoeld - dat het college reeds voordat de raad een besluit had genomen, heeft gezorgd dat de gemeente rente vergoeding krijgt. De heer DE BRUIN: Ik heb in het geheel geen verwijt gemaakt. Mevrouw POLET-Musler merkt op dat reeds enige tijd geleden is gesignaleerd het euvel van erfpacht bij verkochte grond. Daarbij is het college verzocht zich reeds bij informatieve besprekingen met grondliefhebbers ervoor te zorgen, dat dit verschijnsel niet meer kan voorkomen. Dit afgezien van de vraag, of het college al dan niet met een rapport over deze materie zal komen. De wethouder VAN ZADELHOFF merkt op dat dit bij het onderha vige geval dus niet meer mogelijk was Het lijkt hem echter goed dat de raad zich politiek uitspreekt over de vraag, of de gronden moeten worden verkocht dan wel in erfpacht dienen te worden uitgegeven. Daarbij zal men echter eerst een ba sis moeten hebben, op grond waarvan men kan praten. De VOORZITTER merkt op dat het op het ogenblik niet gaat om de vraag, of de raad de grond verkoopt dan wel in erfpacht uitgeeft. De raad heeft de gronden tot nu toe altijd verkocht en niet in erfpacht uitgegeven. Het gaat er thans echter om, dat bij de verkoop een voorwaarde wordt gemaakt, waardoor de koper verhinderd wordt zelf de grond in erfpacht uit te geven. Mevrouw POLET-Musler herinnert er in dit verband aan, dat vrij kort na de oorlog haar fractie reeds een poging heeft gedaan de gronden niet te verkopen, doch in erfpacht uit te geven. Daardoor zou men het nageslacht behoe den voor alle mogelijke onplezierige onteigeningen. Dit is echter indertijd niet haalbaar gebleken in de raad. Spreekster zou het daarom op prijs stellen hierom trent een rapport van het college te ontvangen, op grond waarvan de raad opnieuw zijn standpunt kan bepalen. De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat de vraag, of de raad grond in erfpacht wil uitgeven en de vraag of men de kopers van grond wil belem meren die in erfpacht uit te geven, natuurlijk 180° anders liggen. Politiek blijft het voor hem, qua gewicht, echter precies hetzelfde. Men gaat in het laatste ge val namelijk aan een verkoop bepaalde bedingen verbinden. Dit is een zaak van een dusdanige importantie, dat spreker er graag/een uitspraak van de raad over wil hebben. binnenkort. - 77 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1963 | | pagina 78