1 2 juni 1963 op alles wat er op de straat gebeurt. Mevrouw WALTER-van der Togt zegt dat er drie zeer heterogene artikelen onder vallen. De VOORZITTER geeft toe dat het een beetje een vergaarbak is Met betrekking tot "het hondje" is het niet zo, dat de straat be vuild mag worden; de straat mag op bepaalde plaatsen niet worden bevuild. Be doelde bepaling betreft dus niet een algemeen verbod. Men wil er alleen mee zeggen: Wanneer men met een hond op straat loopt, moet men ervoor zorgen enz Spreker begrijpt dat de vergaarbak van de straatpolitie mevrouw Walter niet geheel bevredigt. De commissie heeft er vrij lang over gesproken, of men mevrouw Walter niet zou volgen. Uiteindelijk is de commissie tot de conclusie gekomen, dat het toch beter is het zo maar te laten. Het advies van de commissie voor de strafverordeningen wordt zonder hoofdelijke stemming aanvaard. Artikel 28 De VOORZITTER merkt op dat het oorspronkelijke ontwerp van artikel 28 nogal is veranderd. Hij weet niet of de zaak geheel duidelijk is geworden door het ad vies van de commissie. Artikel 28 regelt de kwestie van het hebben van voorwerpen boven de weg. Lid 1 bevat het verbod. In lid 2 staat dat het verbod niet geldt voor vlag gen enz. Nu bestaan er op dit gebied ook rijks- en provinciale regelingen. De ge meentelijke wetgeving mag niet treden in hetgeen van rijks- en provinciaal belang is. Voor de onder het rijks reglement of het provinciaal reglement vallende wegen is het in lid 1 vermelde verbod niet van toepassing. Men wil dus een verschil maken tussen de gevallen waarin het verbod niet geldt èn de gevallen waarop het verbod niet van toepassing is Wanneer het verbod geldt, is er sprake van een uitzondering. Het gehele verbod van lid 1 komt echter ten aanzien van onder het rijks- en het provinciaal wegenreglement vallende wegen niet ter sprake. Dat is de achtergrond van het nadere voorstel van de commissie voor de strafverorde ningen Het advies van de commissie voor de strafverordeningen wordt zonder hoofdelijke stemming aanvaard. Artikelen 44 en 45. De VOORZITTER merkt op dat uit de raad het voorstel is gekomen "deze artikelen nader te preciseren ten opzichte van aktiviteiten van colportage- bureaus met artikelen be- en verwerkt door minder-validen en dergelijke artike len, waarbij het economisch doel hoofdzaak is". De commissie voor de strafver ordeningen stelt voor deze suggestie niet te volgen. Spreker begrijpt wel wat er achter de suggestie zit. Er wordt wel eens gecolporteerd onder valse vlag. Er wordt wel eens gecolporteerd met door blinden gemaakt werk, waarvan de opbrengst echter de blinden in het geheel niet ten goede komt De heer PIEREN: Vaak komt het voor, dat de goederen uit een failliete boedel zijn gekocht en van een stempel worden voorzien, waardoor de in druk wordt gewekt, dat ze door blinden of andere lichamelijk gehandicapten zijn gemaakt De VOORZITTER: Dat is oplichting. Dat kan men niet in de politie verordening regelen. De heer PIEREN merkt op dat andere gemeenten wel een bepaling hiertegen in de politieverordening hebben opgenomen. De VOORZITTER: Naar onze mening zou dat toch niet juist zijn; of men moet het verbod nog veel verder uitstrekken. De heer PIEREN*. Men kan de mogelijkheid opnemen om de betrok kenen uit te sluiten van een ventvergunning. Deze mensen colporteren met een be paald economisch goed. In bedoelde gemeenten heeft men een bepaling in de poli tieverordening opgenomen, waardoor de betrokkenen eventueel kunnen worden uit gesloten ten aanzien van een ventvergunning. Ik meen echter dat de gemeente Soest aan dergelijke mensen geen ventvergunning verleent. Ik kan daarom met - 87 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1963 | | pagina 88