1 5 juli 1 964
De heer HOM zegt uit de stukken te hebben begrepen, dat het
verkeer van de Molenstraat niet links mag afslaan naar de parallelweg.
Wanneer dit inderdaad het geval zou zijn, zou de oarallelweg geen zwaar
dere belasting van de overweg tot gevolg hebben. Het verkeer dat, komen
de van de Middelwijkstraat of de Steenhoffstraat, gebruik wil maken van de
parallelweg zou reeds vóór de spoorbomen rechts moeten afslaan toch be
talen als het verkeer van de Eng komt.
De VOORZITTER: het verkeer dat van de Eng komt mag niet
de oarallelweg indraaien, mag niet links afslaan.
De heer HOM: Dat verkeer kan dus geen oorzaak zijn van een
zwaardere belasting van de overweg.
De VOORZITTER: Dat verkeer kan nooit meetellen bij de be
paling van de toename van het verkeer over de Molenstraat door de aanleg
van de parallelweg. Het verkeer dat uit de parallelweg rechtsaf de spoor
weg overgaat, telt wel mee.
Spreker vervolgt dat wanneer het verkeer dat van de parallel
weg komt, rechtsaf de Molenstraat ingaat en dus de spoorweg overgaat,
zo groot zou zijn dat de Spoorwegen daardoor zouden zijn genoodzaakt een
andere spoorwegbeveiliging aan te brengen, de gemeente de desbetreffende
kosten zou moeten betalen, c.q. daarin zou moeten bijbetalen. Het verkeer
van de Eng mag evenwel niet afslaan naar de parallelweg.
De heer HOM: Welk gedeelte krijgt dan eenrichtingsverkeer?
De VOORZITTER merkt op dat er op de parallelweg geen een
richtingsverkeer komt. De parallelweg kan in beide richtingen worden be
reden; voor wat betreft de richting Molenstraat-Dalweg mag van de paral
lelweg evenwel uitsluitend worden gebruik gemaakt door het verkeer dat van
de Middelwijkstraat of de Steenhoffstraat komt, en dus niet door het verkeer
dat van de Eng komt (en aldaar niet naar links mag afslaan).
De wethouder VAN ZADELHOFF meent dat de heer Hom zich
niet zo ongerust behoeft te maken.
Wanneer het verkeer dat komende van de parallelweg rechts
af, over de overweg, de Molenstraat ingaat, inderdaad grotere vormen zou
aannemen, dan zou één maatregel van de gemeente al voldoende zijn, om op
de parallelweg slechts eenrichtingsverkeer toe te staan, met name in de
richting Molenstraat-Dalweg. Dan zou men de belasting van de overweg door
het verkeer van de parallelweg kwijt zijn.
Wanneer men voorts denkt aan het structuurplan en aan het
plan ten aanzien van het tweede gedeelte van de Eng, dan zal men zich her
inneren dat het de bedoeling is, de Molenstraat in de toekomst niet te laten
doorlopen, doch deze te doen ophouden op de Eng. Dan is men dus van een
hoop doorgaand verkeer op de Molenstraat af en dan zal het verdere door
gaande verkeer van de Eng zich in hoofdzaak bepalen tot de Dalweg en een
nieuw aan te leggen weg - plus overweg - in de buurt van de openbare school
aan de Middelwijkstraat. Spreker meent dan ook, dat de gemeente door alle
mogelijke verkeersmaatregelen de intensiteit van het verkeer op de Molen
straat volledig in de hand heeft. Hij is dan ook niet zo ongerust over de door
de heer Hom bedoelde bepaling, die bezien vanuit het standpunt van de
Spoorwegen overigens wel begrijpelijk is
De heer HOM merkt op dat hij, wanneer men thans reeds denkt
aan het in een verdere toekomst instellen van eenrichtingsverkeer op de pa
rallelweg, dat eenrichtingsverkeer liever meteen bij de ingebruikneming
van die weg zou zien ingesteld. Dan zou het betrokken verkeer daaraan met
een zijn gewend.
De VOORZITTER: Het behoeft geen eenrichtingsverkeer te
zijn - we kunnen volstaan met. het rechts afslaan te verbieden
De heer HOM: Inderdaad.
De heer DE BRUIN merkt op dat hij de argumenten, die de
heer Hom thans naar voren gebracht heeft, maandagmiddag naar voren
- 100 -