16 september 1964. Maar toen eenmaal de oorlog over ons heen was gekomen, was men toch al heel gauw genezen van de wilde gedachte, dat het andere zoveel beter zou zijn. Vooral toen men het ging voelen in de maag (die meer is dan het pad naar de liefde van de man). Er is in die tijd echt nog wel gelegenheid geweest tot over peinzing. Dat heeft hier en daar in contacten ook nog wel eens geleid naar pogingen tot het vinden van mensen die na de oorlog weer belangstelling zouden hebben voor het politieke leven in de gemeente Een van deze men sen was, zoals hijzelf reeds heeft gememoreerd, de heer van Zadelhoff. Hierbij wil ik er nog wel even op wijzen, dat ik mij er niet van bewust was dat ik er in die tijd zo vaderlijk uitzag als hij zoê'ven schetste Hoe dit ook zij, er was in de oorlogstijd echt nog wel gelegenheid om te trach ten bij bepaalde mensen een zekere belangstelling te wekken Ik geloof dat deze lijn moet worden doorgetrokken. Daarom heb ik na de oorlog, wan neer het erom ging organen te scheppen die bepaalde onderdelen van de taak van de gemeente zouden overnemenzo hier en daar georobeerd daarbij burgers te betrekken. Want hoe meer burgers worden betrokken bij het werk van de gemeenschap, hoe meer mogelijkheden er zijn en hoe beter verschillende zaken tot hun recht komen. Het is nl. nog altijd zo, dat het praktisch werken aan een gemeenschappelijk doel de mensen er toe brengt de zaken wat grondiger te bekijken, om er vervolgens toe te komen met meer overleg en inzicht aan dat doel te werken. Verschillende sprekers hebben vanavond het woord gevoerd. De heer Oranje wil ik gaarne zeggen, dat ik nog terugdenk aan de periode dat hij wethouder was en waarin wij echt goed met elkaar konden opschie ten, hoewel in de voorafgaande periode in de raad de degens wel eens werden gekruist. Ik meen dat het inderdaad de juiste situatie is, dat men deze dingen niet in het persoonlijke vlak trekt. Men moet zakelijk blijven bovenal De heer Berkelbach van der Sprenkel heeft van zijn kant ge tuigd van bepaalde gevoelens Ik ben daarvoor zeer dankbaar en ik hoop dat ook met hem en zijn fractie de verhoudingen dezelfde mogen blijven. De heer Hilhorst heeft enkele van de activiteiten in de oorlog gememoreerd. Er is toen in Soest inderdaad nog het een en ander gedaan. Het was daarbij vaak zaak om het spel zo te spelen, dat bepaalde bezet ters niet in de gaten kregen dat er iets gebeurde wat zij nou net niet wil den. Maar het is, geloof ik, allemaal nogal goed verlopen. Wij hebben ons best gedaan. Wij hadden veel meer willen doen, maar dat ging niet altijd Bovendien moest je bepaaldelijk opoassen. Dat leerde je met de jaren. In het begin van de oorlog heb ik wel eens dingen gedaan waarvan je achteraf de haren ten berge rijzen. Het is niettemin gelukt, maar het had ook anders gekund, want er was toen nog sprake van onbedrevenheid. Ge leidelijk aan, naarmate je langer in de toenmalige situatie verkeerde, kwam daarvoor echter een zekere bedrevenheid in de plaats Mevrouw Polet heeft nog even in herinnering gebracht het ver schil tussen de doelstellingen die men voor de oorlog had en die welke men nu heeft. Ik geloof dat dat verschil inderdaad belangrijk is Indertijd had men ook te maken met een in omvang veel kleinere gemeente; men had veel minder mogelijkheden en de taak van de gemeente was beperkter. Men had toen ook juist een periode van belangrijke werkloosheid achter de rug en uiteraard waren toen zaken als het optrekken van de steunnormen voor iemand die voortkwam uit de vakbeweging toch nog wel van grote beteke nis De heer van Zadelhoff heeft de periode aangehaald, dat wij nog wel eens discussieerden over het naoorlogse beleid. Die discussies hebben blijkbaar in zoverre toch wel vrucht gedragen, dat hij zich - het geen mij ten zeerste verheugt - na de oorlog beschikbaar heeft gesteld - 129 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 130