1 6 september 1964.
er sprake was van een werkelijk goed pachtcontract, in welke gevallen
men tot een hogere prijs kwam.) Men is ten slotte gekomen met een prijs
van ƒ3,10 per m2 en daarmede is iedereen tevreden naar huis gegaan.
Toen werd begonnen met de aankoop van de benodigde grond
in het tweede gedeelte van de Eng, was de gulden inmiddels weer iets
verder in waarde gedaald en de prijs van 3,10 per mZ werd gebracht op
4- - oer mZ Zonder dat hierover verder ook maar werd gesproken
hield de prijs van 4,-- per mZ in de gedachtengang van het college in:
de prijs van de grond met inbegrip van de inkomenss chade Dit was voor
de gemeente in zoverre aantrekkelijk, dat bij verkoop tegen een vaste
prijs (zonder dat er werd gepraat over inkomenss chadedoor de ge
meente achteraf niet nog eens belastings chade zou behoeven te worden
betaald. De inspecteur der belastingen stelde zichnl. op dit standpunt:
Ik kan niet zeggen of 2,-- of 3,-- of ƒ4,-- per m2 de juiste prijs is
maar wanneer u die prijs betaalt, is er, omdat het hier landbouwgronden
betreft, een belastings chade verschuldigd. Gaat men daarentegen de
prijs splitsen, bijv. door ƒ2,-- per m2 voor de grond te betalen plus
ƒ2,-- per m2 aan inkomensschade dan moet de gemeente wél belasting-
schade betalen. De aankopen ten aanzien van het plan Soester Eng II zijn
zodoende afgewikkeld tegen een prijs van 4,-- per m2 Dit is eigenlijk
het uitgangspunt geweest met betrekking tot het Soesterveen en hiermede
heeft de gemeente zich wel enigermate in de vingers gesneden. Wanneer
de gemeente bij een onteigening nlzou stellen dat zij lagere prijzen zou
geven, dan zou daartegen meteen worden aangevoerd dat zij ten aanzien
van de Eng 4,-- per m2 heeft betaald. Wanneer van de zijde van de ge
meente dan zou worden gesteld, dat de prijs van 4,-- per m2 eigenlijk
was bedoeld als 2,50 per m2 voor de grond en 1,50 per m2 aan in
komens s chadedan zou zij voor die stelling geen bewijs hebben en dan
zou zonder meer worden aangenomen dat de grondprijs 4,-- oer m2
bedroeg. Hierdoor was men in feite genoodzaakt ten aanzien van het
Soe s ter veen voort te gaan op bas is van een prijs van 4- - per m2
Maar wat gebeurt er nu? Wanneer men 4, -- per mZ voor de grond be
taalt (plus natuurlijk eventueel een vergoeding voor opstallen), blijkt er
geen inkomensschade meer te zijn, doordat de rente van het geld dat
men voor de grond ontvangt meer is dan de inkomensschade bedraagt.
In het algemeen is er dan ook praktisch geen sprake meer van inkomens-
schade. Wanneer het evenwel gaat om een klein stukje grond waarop een
intensief bedrijf is gevestigd met een relatief grote opbrengst (spreker
komt met dit voorbeeld tot het door de heer Hilhorst bedoelde geval), dan
kan het zijn, dan voor dat kleine stukje grond de inkomens s chade meer
is dan de vorenbedoelde rente. In dat geval kan het gebeuren, dat men
boven de prijs van 4, -- per m2 ook nog eens inkomensschade moet be
talen. Maar wanneer het gaat om een zelfde bestand (kippen bijv.) ten
aanzien van een bedrijf dat een veel grotere oppervlakte beslaat dan het
hiervoren bedoelde kleine stukje grond, dan komt men tot een zodanige
grondprijs, dat de inkomensschade minder is dan de rente over het geld
dat men voor de grond als zodanig krijgt. Aldus ontstaat het verschil
waarop de heer Hilhorst heeft gedoeld. Hieraan valt niet te komen. Men
mag echter beslist niet stellen, dat in het onderhavige geval met andere
maten wordt gemeten dan in andere gevallen is gebeurd.
De neer HILHORST merkt op dat de wethouder en hij het
over deze zaak vanavond niet eens zullen worden. De stelling van de heer
van Zade Ihoff gaat niet op. De oppervlakte van de van de heer J. de Bruin
te kopen grond is nog geen drie ha groter dan die van de grond van de heer
Goppel en de veebezetting op de grond van de heer J. de Bruin is zeker
zo intensief als die ten aanzien van het kleinere bedrijf van de heer Goppel.
Op het bedrijf van de heer Jde Bruin waren o a zo'n 1500 kippen aan-
- 144 -