16 september 1964. wezig; de overige veebezetting was naar verhouding van de oppervlakte ook zeer intensief en deze komt evengoed als het pluimvee in aanmer king voor de bedoelde schadevergoedingsfactor. Spreker meent dat men hierover vanavond niet verder behoeft te discussiëren. Hij heeft slechts willen constateren dat hij ervan overtuigd is, dat er in dit geval een omissie ten nadele van de betrokkene in het geding is. Hij heeft hierop ook reeds in de betrokken commissie gewezen. Medegedeeld werd daar op dat nadere gegevens en een meer omlijnd stuk zouden worden ver strekt, waaruit een en ander duidelijk zou worden. Hij moet tot zijn spijt opmerken, dat hij uit de verstrekte gegevens niet wijs heeft kunnen worden. Hij hoopt dat in een volgende vergadering van de agrarische commissie deze zaak eens wordt doorgesproken, op een zodanig tijd stip dat men ook nog eens bepaalde projecten ter plaatse kan bekijken. Het is vaak gemakkelijker redeneren aan de hand van de praktijk en het directe inzicht, dan aan de hand van een stuk papier. Hij doet een be roep op de voorzitter, zo spoedig mogelijk een vergadering van de agrarische commissie te beleggen, waarin deze materie en hetgeen daarmede samanhangt nog eens aan de orde wordt gesteld. De wethouder VAN ZADELHOFF merkt op dat hij het kan aanvaarden, wanneer de heer Hilhorst vraagt om nog eens, bijv. in de agrarische commissie of in de commissie grondbedrijf en uit-breidings- plan, meerdere voorlichting te ontvangen over het taxeren in het alge meen. Wanneer hij uit het betoog van de heer Hilhorst evenwel moet beluisteren dan deze geen vertrouwen in de taxateur zou hebben, dan kan spreker dat niet aanvaarden. Nog minder zou hij het kunnen aan vaarden wanneer men, alvorens de gemeente tot aankopen overgaat, zich als commissie met z'n allen ter plaatse zou moeten vervoegen. Hij meent nl. dat volgens de Gemeentewet het college van burgemeester en wethouders is belast met de voorbereiding van aankopen. De heer HILHORST: We gaan naar niemand toe om ook maar een woord in dit verband te spreken, maar ik vind het toch wel belangrijk dat wij als agrarische commissie eens bepaalde objecten gaan bekijken. Ik ben er volledig van overtuigd dat het de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplan is, die die zaak als zodanig in haar geheel heeft te behandelen. De wethouder VAN ZADELHOFF: Wilt u het achteraf gaan bekijken of in de toekomst? De heer HILHORST: Wat ik allemaal wel wil zal ik maar niet zeggen. Ik wil veel, maar dat breng ik maar niet naar voren, want het kan toch niet worden verwezenlijkt. Ik zou in ieder geval willen, dat u spoedig de agrarische commissie bijeenriep. De wethouder VAN ZADELHOFF Mijnheer de voorzitter, ik zou toch graag van de heer Hilhorst weten, of er hier enige twijfel bestaat omtrent de deskundigheid van onze deskundige. De heer HILHORST: Nou, dat weet ik niet. U zei het straks echter anders; toen sprak u van de betrouwbaarheid. De wethouder VAN ZADELHOFF: Dan heb ik de deskundig- heïd bedoeld De heer HILHORST: Ik heb volledig vertrouwen in deze man, maar dit behoeft natuurlijk niet in te houden dat ik het altijd met hem eens ben. Ook niet in omgekeerde zin. Dat is de vorige keer wel gebleken De wethouder VAN ZADELHOFF zegt er niets op tegen te hebben, om hetgeen hij zoéven in enige minuten heeft verteld, eens door de door de gemeente aangetrokken deskundige exact te laten ver klaren in een commissievergadering. Spreker zou eventuele twijfel aan de deskundigheid van deze deskundige evenwel ver van zich willen afwerpen - 145 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 146