16 september 1964. de orde komt. Het is sprekers ervaring dat men in dergelijke gevallen bij het vrouwelijke element meer heeft aan advies en aanvoelingsver mogen dan bij de meeste heren. De wil om een vrouw tot lid van dit col lege van bijstand te benoemen was er, doch het is net niet gelukt het voornemen te dezen te realiseren. De heer DIJKSTRA merkt op dat voor zover hij dit kan be oordelen, deze voordracht er zeer respectabel uitziet. Spreker wijst erop, te hebben opgemerkt dat niet allen die in de voordracht worden genoemd, weten dat zij zijn voorgedragen. Het lijkt hem nochtans een nuttige zaak dat een betrokkene even wordt gepolst om aan de weet te komen of deze inderdaad bereid is een derge lijke verkiezing te aanvaarden - het gaat ten slotte bepaald niet om een sinecure. Hopelijk is dit intussen gebeurd. De wethouder DE HAAN merkt op dat tijdens de voorbe reiding van deze voordracht de ziekte van de chef van de afdeling socia le zaken enigermate een rol heeft gespeeld. Dit kan er de oorzaak van zijn geweest, dat een van de betrokkenen niet tijdig op de hoogte is ge steld van het feit dat hij zou worden voorgedragen. Spreker heeft ernaar gestreefd te bereiken dat alle betrokkenen wisten wat hun boven het hoofd hing. Het is echter mogelijk dat een van hen wél door zijn organi satie is genoemd (over deze zaak heeft nl. ook contact bestaan met de organisaties), doch zelf nog niet wist dat hij vandaag in de vergadering van de gemeenteraad zou worden voorgedragen. De heer DIJKSTRA: Het zou tegenover de betrokkene wel zo hoffelijk zijn geweest, als dit wél het geval was geweest. De wethouder DE HAAN: Inderdaad. Daarnaar is ook ge streefd. Maar het is dus mogelijk dat er een omissie is begaan. Het merendeel van de betrokkenen is echter beslist wél op de hoogte. De heer DIJKSTRA: Ik kwam er enkelen tegen die van niets wisten. Maar goed, de volgende keer beter. De VOORZITTER verzoekt de heren Pieren en Dijkstra met hem het stembureau te vormen. Ingeleverd worden 20 stembiljetten, waarvan 1 van onwaar de De uitslag der stemming is dat benoemd zijn de heren GCvan den Berg (17 stemmen en 2 blanco), C. Verheus (17 stemmen en 2 blanco), J.G.van Kleef (19 stemmen), A.G.Hilhorst (19 stemmen), R.Vredeveld (19 stemmen) en S.B.v.Rijs (19 stemmen). De VOORZITTER dankt de heren Pieren en Dijkstra voor de verrichte werkzaamheden. De heren VAN DEN BERG en VERHEUS delen mede dat zij hun benoeming aanvaarden. De VOORZITTER stelt voor nog één punt aan de agenda toe te voegen, nl. 206 (33) Voorstel om geen beroep in te stellen tegen het besluit van gedeputeerde staten waarbij het uitbreidingsplan Ossendamweg is goedgekeurd met uitzondering van art. 7, lid 4 van de Voorschriften. De wethouder VAN ZADEEHOFF deelt mede dat gedeputeer de staten het plan Ossendamweg hebben goedgekeurd, met uitzondering van het artikel 7, lid 4. Dit betreft het binnenterrein (achter Eltheto) dat is bestemd voor bedrijven. Ten aanzien hiervan bestaat de bepaling dat de goothoogte van de gebouwen niet groter mag zijn dan 4,50 meter en de nokhoogte niet groter dan 8 meter. Het gemeentebestuur van Soest had in artikel 7, lid 4 een bepaling opgenomen, die burgemeester en wethouders het recht zou verschaffen hiervan af te wijken en eventueel hogere maten toe te staan. Gedeputeerde staten zijn daar - hetgeen ove rigens wel begrijpelijk is - op tegen, zeggende dat men, gegeven eerder genoemd artikel, de kans zou lopen dat de gebouwen op het binnenterrein - 153 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 154