1 5 januari 1 964 gelijk zijn. Dit komt ook tot uitdrukking in het feit dat in eerderbedoeld schrij ven bepaalde fouten komen. Hierin staat bij voorbeeld dat de servicekosten per week 6,70 bedragen. Dit moet voorlopig zijn 6,30, omdat de betrokkenen de in het bedrag van 6,70 opgenomen 0,40 voor het ramen lappen nog niet be hoeven te betalen. De ramen van deze woningen kunnen nog niet worden gewas sen omdat achter deze woningen de tuinaanleg nog niet heeft plaatsgehad. Daar door zijn deze ramen moeilijk met ladders bereikbaar. Bovendien heeft men de kleine vergissing gemaakt, de 11 huurverhoging te berekenen over de 2,96 aan vaste lasten voor de centrale verwarming. Dit zal dus moeten worden rechtgetrokken Voor alles zij er nog eens op gewezen, dat alles wat de betrokke nen betalen, nog steeds betreft een voorlopige betaling. Het kan nog wel een jaar duren, voordat de huur definitief kan worden vastgesteld - met eventueel de nare consequentie van navordering. Dit is dus een gevolg van het in dezen gevolgde systeem, waarbij de minister, wanneer men met een bouwplan komt, de huur nooit meteen definitief vaststelt. Voor wat bij voorbeeld betreft de premiewoningen ligt de zaak veel eenvoudiger. Bij een premiewoning moet men op papier zorgen, dat met behulp van de rijksbijdrage een rendement wordt verkregen van 7^ Hieruit resulteert een huur - zo was het althans aanvankelijk - van 70, -- per maand. Deze is verhoogd met 11%. Daarna is er nog een nieuwe vaststelling geweest, waardoor zij 85,-- per maand bedraagt. Deze huren staan vast. Wanneer de desbetreffende aannemer een bepaalde pech heeft, dan heeft hij ook werkelijk pech, want de huur kan dan niet worden verhoogd. Ook de premie voor de on dernemer staat vast. Hierbij is sprake van een vast bedrag (indertijd ƒ1 500 ,-- per etagewoning) met daarnaast een bedrag van 300, -- in 30 jaar aflopend in gelijke termijnen tot 0. Dit verandert wanneer er een huurverhoging komt, dan zakt de jaarlijkse bijdrage ineens met een adequaat deel. Ditzelfde geldt min of meer met betrekking tot de woningwetwoningen. Ook daarop is een be drage van de regering van toepassing. Deze bijdrage blijft in het algemeen wel constant. Zij is momenteel echter verlaagd met 28% en bedraagt slechts 1 60- - of 170,-- per jaar. Dit is heel typis chomdat men bij een premie- woning dus begint met 300, -- en eindigt bij nul. Ten aanzien van de wijze waarop de aankondiging van de huurver hoging is gesteld, kan spreker het tot zijn spijt niet eens zijn met mevrouw Po- let. Hij acht de brief zeer behoorlijk gesteld. Hij heeft nog nooit van een huis eigenaar een brief gekregen die begint met: "Tot mijn grote spijt moet u 11% meer betalen." In zo'n geval schrijft deze: "Ik heb het recht verkregen, op grond van die en die artikelen uit de huurwet, om u 11% meer te laten betalen. Uw huur wordt in het gevolg zoveel gulden per maand." Spreker kan niet an ders zeggen dan dat de brief van het college in vergelijking hiermede zeer goed en behoorlijk is gesteld. Hij heeft van slechts één persoon de opmerking gekre gen, of men er niet iets meer had kunnen inzetten. Deze opmerking kwam van iemand die iets méér nadacht. Verschillende bewoners menen dat de gemeente van de huurver hoging beter wordt. Zo is het niet. Hetgeen de gemeente op de huur moet zet ten, trekt de regering van haar bijdrage af. De gemeente heeft van de huur verhoging dan ook totaal geen voordeel. Wanneer men dat de mensen allemaal vertelt, zouden velen het niet begrijpen In de brief staat daarom alleen, dat de huur wordt verhoogd en dat het college zal proberen de huurverhoging van 1 september 1962 tot 30 december 1963 niet toe te passen. Vervolgens schrij ven burgemeester en wethouders: "In afwachting van de beslissing van deze minister" (de minister van volkshuisvesting en bouwnijverheid) "op dit verzoek inzake de definitieve vaststelling van het huurbedrag hebben wij de huur van uw woning voorlopig m.i.v. 30 december 1963 bepaald op per week inclusief de service kosten.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 16