9 december 1964.
Op blz. 178 van de gemeentebegroting kan men lezen, dat bo
vendien rekening wordt gehouden met factoren als de oppervlakte van de
gemeente, de zuivere opbrengst van de hoofdsom grondbelasting gebouwde
eigendommen en de gemiddelde kosten van sociale zorg.
Dat wil niet zeggen, dat er geen andere mogelijkheden zijn
om meer middelen uit het gemeentefonds te verkrijgen. In art. 10, twee
de lid, van de Financiële-verhoudingswet staat:
"Bij algemene maatregel van bestuur kan, de Raad voor de
gemeentefinanciën gehoord, voor de daarvoor in aanmerking komende
gemeenten het bedrag per inwoner wegens een bijzondere samenstelling
van de bevolking, wegens een ongewoon verloop van het aantal inwoners,
dan wel wegens andere bijzondere omstandigheden worden verhoogd."
Op grond van dit artikel zijn de volgende algemene maatre
gelen van bestuur genomen.
1. Besluit van 10 september 1962 (besluit verfijning probleemgebieden).
Hierbij kan worden medegedeeld, dat in de provincie Utrecht geen
gemeenten als probleemgebied zijn aangewezen.
2. Besluit van 10 september 1962 (besluit verfijning mijngemeenten)
3. Besluit van 10 september 1962 (besluit verfijning waddeneilanden).
4. Besluit van 14 juni 1963 (besluit verfijning ontwikkelingsgebie
den) In de provincie Utrecht zijn geen gemeenten in dit verband
aangewezen.
5. Besluit van 18 februari 1964 (besluit ongewoon bevolkingsverloop).
Dit heeft alleen betrekking op gemeenten, wier inwonertal terug
loopt, en dus niet op Soest.
6. Besluit van 2 april 1964 (besluit wetenschappelijk onderwijs).
7. Besluit van 3 juni 1964 (besluit verfijning bevolkingsagglomera
ties). Dit besluit geldt alleen voor gemeenten met meer dan 150.000
inwoners
Onder geen van deze besluiten valt de gemeente SoestSoest
komt derhalve niet voor een extra uitkering in aanmerking. Er is ech
ter nog één mogelijkheid voor een aanvullende bijdrage. Die wordt ge
formuleerd in art. 12 van de Financiële-verhoudingswet:
"indien blijkt, dat voor een gemeente, welke haar inkomsten-
heffingen uit eigen hoofde tot een redelijk peil heeft opgevoerd, de
algemene middelen aanmerkelijk te kort zullen schieten in de voorzie
ning in de noodzakelijke behoeften, kunnen Onze Ministers, op verzoek
van de gemeenteraad en na hieromtrent ingewonnen advies van Gedeputeer
de Staten en van de Raad voor de gemeentefinanciën, aan die gemeente
gedurende ten hoogste drie jaren een jaarlijks door hen vast te stellen
aanvullende bijdrage uit het fonds verlenen."
Wanneer dit artikel op Soest zou worden toegepast, zou deze
gemeente haar zelfstandigheid totaal verliezen. Zij komt dan volledig
onder controle te staan. Dat is een weg, die de raad niet zal willen
inslaan.
Verschillende sprekers hebben bezwaar gemaakt tegen de voor
gestelde belastingverhogingen. In de begroting staan als inkomsten aan
gegeven: straatbelasting 218.400,--; rioolbelasting 110.000,--;
rióolafvoerrechten 33.500,--. In totaal is dit 361.900,--. Daar
staan de volgende uitgaven tegenover: straatverlichting 115.000,
onderhoud straten rond 310.000,--; onderhoud pompen en riolen
51.000,kapitaalslasten 550.000,exploitatiekosten riool
waterzuiveringsinstallatie 93.500,--. Dat is in totaal 1.120.000,
De gemeente mag met de straat- en rioolbelasting gaan tot
75% van de totale uitgaven; 75% dus van 1.120.000,--. Men zal echter
ontvangen 361.000,--. Dit betekent dat de straat- en rioolbelasting
in Soest 32% van de totale kosten opbrengt. Dat is dus nog lang niet
- 237 -