9 december 1964.
Volgnr. 139 wordt zonder hoofdelijke stemming voorlopig
vastgesteld, waarbij op verzoek van de heren De Bruin, Oranje, Westra
en Pieren wordt aangetekend, dat zij zich met de onder dit volgnummer
vallende verhoging van de rioolbelasting niet hebben verenigd.
De wethouder VAN ZADELHOFF wil met betrekking tot het zo
even door de heer Westra gebruikte woord "risico" nog een enkele op
merking maken.
De voorzitter heeft straks al even aangeduid, welke plannen
er mogelijkerwijze in de loop van 1965 kunnen komen. Tot nu toe heeft
men in Soest nog steeds in de gelukkige omstandigheid verkeerd, dat
men de risico's aanwezig bij de exploitatie van gronden, in de desbe
treffende grondexploitaties heeft kunnen opnemen. Een duidelijk voor
beeld hiervan vindt men in het feit dat het plantsoen "Achter Dammers"
heeft gedrukt op de desbetreffende kleine exploitatie-opzet. Men zou
echter met evenveel recht kunnen stellen, dat het niet in zijn geheel
op deze exploitatiepost behoeft te drukken en dat een deel naar de al
gemene dienst mag worden verschoven, op grond van het feit dat het
niet alleen dient voor de 150 huizen die eromheen worden gebouwd, doch
meer mensen hiervan plezier zullen ondervinden.
Spreker ziet toch wel met angst en zorgen de toekomst tege
moet, omdat hij meent dat de exploitatie-opzetten wel eens moeilijker
kunnen worden. Dan zal men de exploitatie-opzetten moeten verfijnen
en moeten afwegen of niet eens een bepaald gedeelte moet worden ver
schoven naar de normale kapitaaldienst (die qua rente en afschrijving
uiteindelijk resulteert in de gewone dienst)
In dit verband moet spreker opmerken, dat er in de gemeente
begroting in haar algemeenheid - dit is inclusief de grondexploitatie
- inderdaad nog wel risico's (en dan geen kleine!) aanwezig zijn.
Volgnr. 147. Rioolafvoerrechten.
Bij dit volgnummer stelt de voorzitter aan de orde:
Voorstel tot vaststelling van een verordening op de heffing en invor
dering van een rioolafvoerrecht in de gemeente Soest (verhoging van
het recht van 10,tot 12,-- per perceel).
Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen,
waarbij op verzoek van de heren De Bruin, Oranje, Westra en Pieren
wordt aangetekend, dat zij zich met de genomen beslissing niet hebben
verenigd
Volgnr. 149. Ontvangsten voor het ledigen van beer- en zinkputten.
De heer VERHEUS vraagt waarom de vergoeding voor het ledigen
van beerputten niet is verhoogd. Hij meent dat er ten aanzien hiervan
evenzeer van kostenstijgingen sprake is als ten aanzien van de zaken
waarvoor het college wél met een voorstel tot verhoging van de bijdra
gen is gekomen.
De wethouder VAN DEN AREND merkt op dat het college heeft ge
meend geen verhoging van de vergoeding voor het ledigen van beerputten
te moeten voorstellen, omdat de kwestie van de beerputten een aflopende
zaak is en met een verhoging van deze vergoeding waarschijnlijk vele
gezinnen zouden worden getroffen die met de moeilijkheid zitten, dat
zij meer dan eenmaal per jaar een beerput moeten laten ledigen. Een
verhoging van deze vergoeding zou voor deze mensen een bijzonder zwa
re belasting betekenen.
De VOORZITTER merkt op dat deze vergoeding een categorie van
mensen betreft, die dolgraag de verhoogde rioolafvoerrechten zouden
willen betalen!
Hoofdstuk VI wordt, voor wat de inkomsten betreft, zonder
hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld.
- 270 -