9 december 1964.
Hoofdstuk XI. Dekkingsmiddelen van algemene aard.
Volgnr. 323. Belasting op de honden.
Bij dit volgnummer stelt de voorzitter aan de orde:
Voorstel tot wijziging van de verordening op de heffing en invordering
van een belasting op de honden (verhoging van 20,en 15,tot
resp. 30,-- en 24,per jaar).
De VOORZITTER deelt mede dat dit voorstel is gewijzigd in
die zin, dat de belasting voor de honden behorende tot klasse B niet
wordt verhoogd, voorzover deze honden worden gehouden op een agrarisch
bedrijf
Spreker meent dat men na alle discussies van vanochtend over
deze zaak niet zo heel veel meer behoeft te zeggen.
De heer ORANJE merkt op dat zijn fractie, ondanks de door de
voorzitter aangegeven wijziging van het voorstel van het college,
haar voorstel, om deze belasting niet te verhogen, handhaaft.
Hierna wordt het voorstel van het college, met inachtneming
van de door de voorzitter aangegeven wijziging, zonder hoofdelijke
stemming aangenomen, waarbij op verzoek van de heren De Bruin, Oranje,
Westra en Pieren wordt aangetekend, dat zij zich met de genomen beslis
sing niet hebben verenigd.
Mevrouw POLET-Musler zegt dat zij het een gruwelijke onrecht
vaardigheid blijft vinden, dat er door de overheid altijd zoveel naar
de honden wordt gekeken. Dit wordt gemotiveerd met: Wij hebben zo'n
last van die honden, of: De honden doen de buren zoveel overlast aan.
Wie tuinliefhebber is, zal evenwel weten dat men veel meer last heeft
van de katten van de buren dan van de honden van de buren. Het zou
spreekster verheugen, wanneer het college nog eens een manier zou be
denken om een belasting voor katten in te stellen.
De heer HOM: Dat zou mij ook verheugen!
Mevrouw POLET-Musler: Principieel is er beslist geen verschil tussen.
Als je zelf niet van huisdieren houdtheb je veel meer hinder van de
katten die andere mensen houden dan van de honden van anderen.
Spreekster vervolgt dat men indertijd eens een verordening
heeft gemaakt met de bepaling dat honden moeten worden aangelijnd in
een bepaald gebied van de gemeente. Zij heeft zich toen daartegen ver
zet. Zij moet thans evenwel stellen dat zij, gezien het intensiveren
van de bebouwing en het toenemen van het verkeer, tot de conclusie is
gekomen, dat het college destijds van een vooruitziende blik heeft
getuigd. Daarom wil zij nu het verzoek doen (een dergelijk verzoek
heeft zij reeds meermalen gedaan), dat als er een verordening is, ook
wordt toegezien op de naleving daarvan. Zij maakt er zich n.1. echt
wel eens zorgen over, dat er zelfs op de grote weg nog vrij regelma
tig onbeheerde honden lopen. Het zal vooral automobilisten bekend zijn,
hoe gevaarlijk dit is.
De VOORZITTER merkt op dat voor het instellen door het gemeen
tebestuur van een kattenbelasting de gemeentewet zou moeten worden ge
wijzigd. De gemeentewet geeft de gemeenteraad wel de bevoegdheid tot
het instellen van een hondenbelasting, doch een kattenbelasting wordt
daarin niet genoemd.
Voor wat betreft het loslopen van honden kan er werkelijk
van een euvel worden gesproken. De politie heeft dan ook opdracht,
hiertegen op te treden. Dit optreden wordt bemoeilijkt door het feit,
dat het in de praktijk dikwijls niet zo erg gemakkelijk is, een hond
te identificeren, dat wil zeggen: er achter te komen van wie de hond is
Theoretisch zou de mogelijkheid bestaan, de loslopende hond te vangen
en naar het politiebureau te brengen, doch dit is in de praktijk ook
niet zo eenvoudig.
- 27l -