19 februari 1964. De wethouder VAN ZADELHOFF: Neen, maar gezien hun begro tingen in het algemeen en gezien hetgeen ik ook van anderen heb beluisterd, moet ik zeggen: Het is niet het goedkoopste, maar de wijze waarop dit bureau de zaken afwerkt, is inderdaad af. Dat blijkt zowel uit de inrichting hier, als voor wat be treft het gebouw op Soesterberg. Ten aanzien van de installatie in Soesterberg is bekend, dat haar capaciteit te klein is; aangezien zij is begroot op slechts 6000 i.e. (een aantal dat inmiddels is bereikt), zal de daar aanwezige installatie moeten worden aangevuld met een Imhoff-tank. Als antwoord aan de heer Dijkstra zegt spreker dat niet concreet kan worden gezegd met hoeveel inwoners de toekomstige capaciteit van de instal latie van 33.000 i.e. overeenkomt. Men moet thans het uitbreidingsplan laten ma ken en ondertussen eens uitrekenen, hoeveel inwoners op het ogenblik zijn aange sloten. Na een aftreksom weet men dan hoeveel inwonersekwivalenten de industrie ver gt De heer DIJKSTRA: Wij moeten natuurlijk weten, redelijkerwijze, of deze uitbreiding inderdaad voldoende is voor de volgende 20 h 25 jaar. De wethouder VAN ZADELHOFF: Neen, dat niet. Men behoeft de installatie evenwel met ineens drie keer zo groot te maken; men kan met één der gelijk aggregaat beginnen en kan dan weer een tijd voort. Maar het is natuurlijk wel interessant en ook nuttig, om de onderscheidene inwonerekwivalenten van respectievelijk het totale aantal aangesloten bewoners en de industrie te kennen. Mevrouw MUURLING-Voorthuis: Dat is natuurlijk wel een moment opname De wethouder VAN ZADELHOFF: Natuurlijk, maar wij hebben nu wel industrieën met vrij veel waterverbruik erbij gekregen. Er zijn echter ook zeer veel industrieën - dit hangt geheel van hun aard af - die qua waterafvoer niet veel meer betekenen dan een of twee huishoudens. De heer ELBERTSE wijst erop dat er indertijd sprake is geweest van een regeling die van de zijde van de provincie zou zijn ontworpen (en wellicht reeds is afgekondigd), om de vervuiling van de Eem tegen te gaan, waarbij de ge meenten die hieraan wilden medewerken, speciale bijdragen zouden worden ge geven. Zijn van de zijde van de gemeente Soest reeds pogingen ondernomen tot het verkrijgen van een provinciale bijdrage in de onderhavige installatie? Deze in stallatie draagt ten slotte bij tot een minder grote vervuiling van de Eem. Wat zijn de verwachtingen van het college hieromtrent? Hebben deze pogingen, indien zij althans zijn ondernomenreeds resultaat gehad? De wethouder VAN ZADELHOFF durft niet met zekerheid te zeg gen of van de zijde van de gemeente Soest met betrekking tot de bestaande in stallatie reeds een aanvrage is ingediend om in aanmerking te komen voor deze bijdrage (een bijdrage van 25% van rijk en provincie). De desbetreffende regeling was eigenlijk bedoeld voor de nieuw op te richten installaties. Door spreker per soonlijk is ten aanzien hiervan in de provinciale staten opgemerkt, dat aldus de deugd slecht werd beloond, aangezien de gemeenten, die reeds installaties hadden, hierbuiten zouden staan. Er is toen toegezegd, dat men met het rijk overleg wilde plegen ten aanzien van de bestaande installaties. Spreker gelooft niet dat hierom trent reeds uitsluitsel is gegeven. Voor wat betreft het onderhavige krediet kan natuurlijk bedoelde bijdrage van een kwart in de kosten thans worden gevraagd. Spreker acht het evenwel veel praktischer om het met dit voorstel gemoeide bedrag voorlopig voor rekening van de gemeente te nemen. Hij meent dat eerst wanneer het uitbreidings plan klaar is en de raad het desbetreffende totaalkrediet wordt gevraagd (waarbij het onderhavige bedrag toch een onderdeel van de bouwkosten plus architectenho norarium wordt), het moment is aangebroken om de eerderbedoelde bijdrage aan te vragen. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 21 .Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor het treffen van voorzie- - 29 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 30