18 maart 1964. deze zaak moeten verslaan, bepaald niet begrijpen waarom het gaat. Hij gelooft dat hier een enorm misverstand een rol speelt. Een ieder is het erover eens, dat de publieke zaak in het openbaar moet worden behandeld. Dit is een van de fundamenten van de gemeentewet, Thorbecke heeft dit indertijd zo gewild; het par lement heeft dat indertijd gewild; dat principe is nooit aangevochten. Maar wat gaat eraan vooraf, voordat een zaak in de openbaarheid komt? In dit verband is vaak de vergelijking gemaakt met een ijsberg die voor ne- gen-tiende deel onder en voor een-tiende deel bovenwater is. Aan de discussie en de besluitvorming in openbare raadsvergadering gaan vooraf een gehele voor studie, een onderzoek ter plaatse, naslagwerk, toetsing van allerlei feiten op hun juistheid, een gedeelte van de discussie. Al deze dingen kunnen noodzakelijker wijze niet in het openbaar plaatsvinden. Wanneer men over ingewikkelde en ge compliceerde kwesties moet beslissen, dan is daarvoor vaak een zeer gedegen onderzoek noodzakelijk. De routine die een snel werken mogelijk maakt, kan al leen worden opgebouwd door zich langdurig bezig te houden met de diverse ach tergronden, het geheel van de wettelijke bepalingen en maatschappelijke bijzon derheden. Het kan nu eenmaal niet anders; alles wat voorafgaat aan de besluit vorming in de ruimste zin van het woord, moet buiten deze raadzaal geschieden - hetzij in commissievergaderingen, hetzij thuis, hetzij in telefoongesprekken, hetzij tijdens particuliere bijeenkomsten. Alleen de verantwoording geschiedt uiteraard in het openbaar. Het voornaamste element van de openbaarheid van de behartiging van de gemeentebelangen is, dat de raad in het openbaar verantwoor ding aflegt. Al hetgeen daaraan voorafgaat moet echter noodzakelijkerwijze ach ter gesloten deuren plaatsvinden. Spreker hoopt van ganser harte, dat een vorm gevonden kan wor den om het zeer vruchtbare overleg en vooral de in het verleden plaatsgevonden voorlichting van de raad rustig voort te zetten. Niets ter wereld, zo zegt hij, kan ons toch beletten te zamen te komen - hetzij allemaal; hetzij een gedeelte van ons - om ons te beraden over de zaken, die van invloed zijn op onze besluitvor ming De heer DE BRUIN stelt voorop dat hij oorspronkelijk het plan had over dit ingekomen stuk in het geheel niets te zeggen. De voorgaande sprekers dwingen hem er echter tot op zekere hoogte toe, toch het een en ander in het midden te brengen. Hij vindt dit op zich zelf overigens in het geheel niet erg. In de raadsvergadering van 2 mei 1963 heeft spreker blijkens pa gina 69 van de notulen gezegd, in het verleden nooit een bijeenkomst met de heer van Embden of met een andere inleider verzuimd te hebben. Voor bijeenkomsten op basis van het voorstel van 2 mei 1963 voelde hij echter niets. Vandaar dat hij tegen dat voorstel was. De heer Hilhorst heeft toen gezegd, dat dit goed moest worden genotuleerd. Gelukkig is dat dan ook gebeurd. Toen spreker na het desbetreffende raadsbesluit zijn verzoek tot de Kroon richtte, heeft hij de gemeenteraad geschreven zich tot de Kroon te heb ben gewend, uitsluitend met het doel om in hoogste instantie een uitspraak te ver krijgen over de vraag, of het genomen raadsbesluit al dan niet in strijd is met de bestaande wetten of met het algemeen belang. De heer Berkelbach van der Sprenkel heeft het negatieve en het positieve gesteld en daarbij opgemerkt dat men misschien wel weer terug moet naar het vroegere uitgangspunt. Heeft spreker het Koninklijk Besluit goed gelezen, dan is de geest daarvan dat men juist niet naar de oude toestand terug kan. Wil de raad gezamenlijk de belangen van de gemeente behartigen, dan zal er een andere oplossing moeten worden gekozen. Het negatieve dat de heer Berkelbach van der Sprenkel noemde, vindt spreker tot op zekere hoogte niet negatief Leest men de notulen van 2 mei i963 door, dan bemerkt men dat alle gebruikte motieven om spreker over te ha len toch zitting te nemen in de betrokken commissie, door de Kroon volledig wor den verworpen, op grond van het feit dat ze in strijd zijn met de wetten en het al gemeen belang. Spreker kan dit dan toch echt niet negatief noemen. - 45 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 46