15 september 1965.
De VOORZITTER: De brief heeft al zijn actualiteit verloren. Hij werd
indertijd terecht geschreven, maar nu is hij een stuk historie. Wij zijn al
weer een heel eind verder.
De heer DE BRUIN: Dan zijn wij het eens.
De wethouder DE HAAN: Dan vraag ik mij af, mijnheer de voorzitter,
waarom de heer De Bruin nog vragen heeft gesteld. Waarom zou men nog vra
gen stellen over een brief die zijn waarde heeft verloren?
De heer DE BRUIN: Ik wilde graag het antwoord horen dat ik nu heb
gekregen. Daarom heb ik mijn vraag gesteld. Alleen: als u het zó stelt,
dan begrijp ik het antwoord van het college niet. Want dan had het colle
ge in een andere geest moeten antwoorden en zich niet moeten verschuilen
achter gedeputeerde staten!
De wethouder DE HAAN: Dat is alleen een kwestie van beleefdheid van
het college!
De heer DE BRUIN: Ja, ja...
De VOORZITTER merkt op dat er in dezen geen sprake is van een ver
schuilen achter gedeputeerde staten. Het schrijven van het gemeentebestuur
van 15 oktober 1962 is geschreven op verzoek van gedeputeerde staten. De
heer De Bruin vraagt in verband met het Koninklijk Besluit van 21 juni 1965
inzake het streekplan Utrechtse Heuvelrug, dat een bepaalde consequentie
heeft voor de rijksweg door en om Soest, een bepaalde brief in te trekken.
Dat betreft de uitvoering van een Koninklijk BesluitDe uitvoering van een
op een (door provinciale staten vastgesteld) streekplan betrekking hebbend
Koninklijk Besluit berust echter niet bij het gemeentebestuur, maar berust
bij gedeputeerde staten. Dit is een ander aspect van deze zaak. Spreker heeft
in eerste instantie echter het algemene aspect behandeld, nlhet verschijn
sel dat brieven de waarde die zij hadden op het moment dat zij werden geschre
ven, na verloop van tijd meestal verliezen doordat hun inhoud door de ontwik
keling wordt achterhaald.
Met betrekking tot de beide stukken wordt besloten overeenkomstig
hetgeen B W daaromtrent hebben voorgesteld.
e. Besluit van gedeputeerde staten te Utrecht d.d. 21 juli 1965, 3e afdeling
nr. 511 B/1917 waarbij goedkeuring is onthouden aan het raadsbesluit van
17 februari 1965, afdI, nr. 3582 inzake de verkoop van een stuk grond
nabij de Van Weerden Poelmanweg
f. Schrijven d.d. 4 september 1965 van T. Rietveld, inzake verhaalde kosten
wegens verrichte werkzaamheden aan de woning Gr. van Prinstererstraat 2
bis
g. Schrijven d.d. 7 juli 1965 van gedeputeerde staten inzake vaststelling
jaarwedde wethouders.
h. Controle-rapporten van het Centraal Bureau voor Verificatie en Financiële
Adviezen der Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
Deze stukken worden aangenomen voor kennisgeving,
i. Schrijven d d25 juli 1965 van A.H.L. Koning, Thorbeckestraat 12, alhier,
inzake het parkeren in de Thorbeckestraat, met voorstel dit schrijven te
stellen in handen van burgemeester en wethouders ter afdoening.
Mevrouw POLET-Musler zegt dat zij vandaag van iemand uit de Schaep-
manstraat de klacht hoorde, dat ook daar wat betreft het parkeren de situatie
moeilijk wordt. Met het oog hierop vraagt zij zich af of het niet verstandig
zou zijn, dat het college bij zijn beraad naar aanleiding van dit ingekomen
stuk de situatie in het gehele desbetreffende deel van de gemeente in ogen
schouw neemt en desnoods overgaat tot het instellen van eenrichtingsverkeer
of parkeerverboden.
De VOORZITTER zegt dat dit inderdaad de bedoeling is en dat de ambte
lijke verkeerscommissie zich momenteel reeds met deze zaak bezighoudt. De
studie van deze commissie heeft betrekking op het gehele Hart
Het stuk wordt gesteld in handen van B W ter afdoening.
- 107 -